ECLI:NL:RBDHA:2025:16835
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging verblijfsrecht Unieburger en ongewenstverklaring na herhaaldelijke veroordelingen voor lichte misdrijven
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Poolse Unieburger, tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht en de hem opgelegde ongewenstverklaring. De minister van Asiel en Migratie heeft op 30 november 2023 besloten het verblijfsrecht van eiser te beëindigen, omdat hij herhaaldelijk is veroordeeld voor lichte misdrijven, waaronder (winkel)diefstal. Eiser is in 2021 veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, wat volgens de minister een actuele bedreiging voor de samenleving vormt. Eiser betwist deze beslissing en stelt dat er geen actuele bedreiging meer is, gezien zijn positieve gedragsverandering tijdens de ISD-maatregel en het feit dat hij sinds zijn vrijlating niet opnieuw in aanraking is gekomen met de politie.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen de ongewenstverklaring ongegrond is, omdat het gedrag van eiser een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor de samenleving vormt. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat eisers herhaaldelijke veroordelingen en de opgelegde straffen een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde. De rechtbank verklaart het beroep tegen de beëindiging van het verblijfsrecht niet-ontvankelijk, omdat de ongewenstverklaring voortduurt. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.