In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.C. Pool, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. W. van Hoof, heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 24 april 2025, waarbij het verzoek als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in het beroep onder zaaknummer NL25.19913. Aangezien de rechtbank op het beroep heeft beslist, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek is daarom afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, in aanwezigheid van griffier mr. S. van den Broek, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2025.