ECLI:NL:RBDHA:2025:16867

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL25.19914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening in asielzaak met proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.C. Pool, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. W. van Hoof, heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 24 april 2025, waarbij het verzoek als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel verzoeker als zijn gemachtigde en een tolk aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in het beroep onder zaaknummer NL25.19913. Aangezien de rechtbank op het beroep heeft beslist, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek is daarom afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, in aanwezigheid van griffier mr. S. van den Broek, en is openbaar uitgesproken op 5 september 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.19914
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. A.C. Pool),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. W. van Hoof).

Procesverloop

Verzoeker heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 24 april 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van het beroep (NL25.19913), op 15 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben verzoeker en zijn gemachtigde deelgenomen, evenals tolk S. Assaban. Ook was de gemachtigde van de minister aanwezig.

Overwegingen

1. Met de uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.19913, heeft de rechtbank op het beroep beslist. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. De voorzieningenrechter ziet, gelet op de uitkomst van het beroep, aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van een bedrag van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.