ECLI:NL:RBDHA:2025:16881
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de verzoeken van een aantal Egyptische verzoekers om een voorlopige voorziening in het kader van hun asielaanvraag. De verzoekers hadden een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorzieningen op 8 augustus 2024 behandeld. Tijdens deze zitting waren de verzoekers, hun gemachtigde, een tolk en een vertegenwoordiger van de minister aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst om verzoekers de gelegenheid te geven een contra-expertise uit te laten voeren, nadat de minister kort voor de zitting nieuwe onderzoeksresultaten had ingediend.
Op 15 juli 2025 heeft de rechtbank het onderzoek voortgezet. De verzoekers hebben op 2 juni 2025 een onderzoeksverslag van het NFO aan het dossier toegevoegd. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 12 september 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de uitspraak op de beroepen voldoende was om de situatie te beoordelen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.