ECLI:NL:RBDHA:2025:16890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
NL25.41768
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, die stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben, had beroep ingesteld tegen een besluit van 31 augustus 2025, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2025 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, waardoor er een significant risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat er geen aanleiding was om een lichter middel toe te passen, ondanks de bezwaren van de eiser over de omstandigheden in het detentiecentrum. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41768

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 2006.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. In de maatregel staan als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist. De rechtbank stelt vast dat de zware gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Eiser vindt het zwaar in het detentiecentrum en zou de beslissing op zijn asielverzoek in een COa [4] locatie willen afwachten.
5. Gelet op de niet betwiste gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat er een significant risico op onttrekking aan het toezicht is. In de omstandigheid dat eiser het zwaar vindt in het detentiecentrum, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om een lichter middel toe te passen. Verweerder heeft immers overwogen dat er op het moment van het opleggen van de maatregel geen concrete aanleiding was om te oordelen dat eiser detentieongeschikt was. Daarnaast heeft verweerder ook de andere door eiser aangevoerde omstandigheden kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. Verweerder heeft dan ook in voldoende mate een individuele belangenafweging gemaakt. Verweerder hoefde daarom niet te volstaan met de toepassing van een lichter middel. De beroepsgrond slaagt niet.
Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 september 2025 door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Centraal Orgaan Opvang asielzoekers.
5.Zie het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.