ECLI:NL:RBDHA:2025:16896
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot overdracht aan Duitsland
Op 12 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak AWB 25/17885. Het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, is afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat de situatie ten tijde van de feitelijke uitzetting op 15 september 2025 niet wezenlijk verschilt van die ten tijde van het besluit van 19 maart 2025, waaruit de bevoegdheid tot uitzetting voortvloeit. De verzoeker heeft zijn stellingen niet onderbouwd, waardoor de rechtmatigheid van de voorgenomen feitelijke uitzetting niet in twijfel kan worden getrokken. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 september 2025, waarin de minister van Asiel en Migratie aangaf dat er geen nieuwe elementen waren die de beoordeling van de aanvraag konden beïnvloeden. De voorzieningenrechter concludeert dat de door verzoeker aangevoerde feiten, waaronder de zwangerschap van zijn vriendin en zijn medische klachten, niet relevant zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de uitzetting, omdat deze niet zijn onderbouwd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten van de procedure.