ECLI:NL:RBDHA:2025:1690
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Wijziging van gezag en omgangsregeling in een echtscheidingszaak met minderjarige
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en de omgangsregeling tussen de ouders van een minderjarige. De moeder verzocht om eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl de vader een zorgregeling en informatieregeling verzocht. De ouders zijn van 2011 tot 2015 getrouwd geweest en hebben samen een dochter, geboren in 2012. De minderjarige heeft onder toezicht gestaan en verblijft feitelijk bij de moeder, terwijl zij op het adres van de vader staat ingeschreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen, omdat de minderjarige haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
De rechtbank heeft overwogen dat gezamenlijke uitoefening van gezag vereist dat ouders constructief met elkaar communiceren. In deze zaak bleek dat de vader niet bereid was om samen te werken, wat leidde tot problemen bij de inschrijving van de minderjarige op school. De rechtbank concludeerde dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk was dat het gezag werd gewijzigd, zodat de moeder zelfstandig gezagsbeslissingen kan nemen. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en bepaald dat zij voortaan alleen belast is met het ouderlijk gezag.
Wat betreft de omgangsregeling is afgesproken dat de minderjarige elke zondagmiddag bij de vader zal zijn, met de mogelijkheid tot uitbreiding van deze regeling in de toekomst. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de moeder de vader elk kwartaal op de hoogte houdt van de schoolvoortgang en medische zaken van de minderjarige. De overige verzoeken zijn afgewezen.