Uitspraak
Omgang
Beschikking op het op 16 juli 2024 ingekomen verzoek van:
[de oma] ,
[de moeder] ,
Procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- het F9-formulier van 27 augustus 2024, met producties, van de zijde van de moeder;
- het op 6 september 2024 ingekomen verweerschrift;
- het F9-formulier van 21 juli 2025, met producties, van de zijde van de oma;
- het F9-formulier van 22 juli 2025, met producties, van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 24 juli 2025, met productie, van de zijde van de oma.
- de oma, bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Verzoek en verweer
Feiten
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
- De vader en de moeder oefenden samen het gezag uit over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
- De vader is op [datum] 2022 overleden.
Beoordeling
family lifeals bedoeld in artikel 8 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM).Op grond van vaste jurisprudentie is de enkele aanwezigheid van een familierechtelijke betrekking onvoldoende voor het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking, zodat sprake dient te zijn van bijzondere omstandigheden. Uit de vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat de band tussen een kind en (in casu) de oma in beginsel in aanmerking komt voor bescherming door artikel 8 EVRM, maar dat de rechter aan de hand van de concrete bijkomende omstandigheden zal moeten oordelen of de oma zich daadwerkelijk op deze bescherming kan beroepen.