ECLI:NL:RBDHA:2025:16940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
C/09/686618 / FA RK 25-4319
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na relatiebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2025 een beschikking gegeven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige kinderen van de vader en de moeder, die een affectieve relatie hebben gehad. De vader heeft verzocht om een zorgregeling vast te stellen, waarbij hij de kinderen meer bij zich wil laten verblijven. De moeder heeft verweer gevoerd en ook een zorgregeling verzocht, maar verzet zich tegen de voorstellen van de vader. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder beoordeeld en heeft vastgesteld dat de minderjarige [minderjarige 1] zelf kan bepalen wanneer hij contact heeft met de vader, gezien zijn leeftijd. Voor [minderjarige 2] is een zorgregeling vastgesteld waarbij hij elke dinsdag uit school tot woensdag 19.30 uur bij de vader zal zijn, en in de even weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader. De rechtbank heeft ook een regeling voor vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de schoolvakanties en feestdagen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om de zorgregeling positief uit te dragen naar de kinderen toe. De beschikking is gegeven door kinderrechter A.S. Perniciaro en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4319
Zaaknummer: C/09/686618
Datum beschikking: 3 september 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 11 juni 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. van Bendegem in Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kocabas in Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het bericht van de vader van 18 juni 2025, met bijlagen;
  • het bericht van de vader van 25 juni 2025, waarin hij zijn verzoeken wijzigt c.q. aanvult, met bijlagen;
  • het bericht van de moeder van 27 juni 2025;
  • het bericht van de vader van 30 juni 2025, met bijlage;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, ingekomen op 15 juli 2025, met bijlagen;
  • het bericht van de vader van 16 juli 2025;
  • het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken, ingekomen op 21 juli 2025.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
Op 23 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door mr. J.S. Jordan;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Op de zitting is afgesproken dat de rechtbank de ouders in de gelegenheid zal stellen om kenbaar te maken of zij openstaan voor ouderschapsbemiddeling of mediation. Gebleken is nadien dat niet allebei de ouders openstaan voor ouderschapsbemiddeling of mediation.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] .
  • De vader heeft de kinderen erkend.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.

Verzoek en verweer

de vader verzoekt, zoals dat na wijziging nu luidt en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de kinderen bij de vader zullen verblijven:
  • de even en oneven weken van dinsdag uit de buitenschoolse opvang tot woensdag 17.30 uur;
  • de even weken van vrijdag 19.00 uur tot zaterdag 12.00 uur;
  • de oneven weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur,
waarbij de regeling voor [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, wat flexibeler kan worden vormgegeven;
  • te bepalen dat de vader in de oneven weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur gerechtigd is om, met uitsluiting van de moeder, met beide kinderen in de gezamenlijke woning te verblijven;
  • de volgende vakantieregeling vast te stellen:
- zomervakantie:
- vader:
- even jaren de eerste drie weken;
- oneven jaren de laatste drie weken;
- moeder:
- even jaren de laatste drie weken;
- oneven jaren de eerste drie weken;
- herfstvakantie: volgens de reguliere zorgregeling;
- kerstvakantie:
- vader:
- even jaren de tweede week en eerste of tweede kerstdag;
- oneven jaren de eerste week en eerste keuze voor eerste of tweede kerstdag;
- moeder:
- even jaren de eerste week en eerste keuze voor eerste of tweede kerstdag;
- oneven jaren de tweede week en eerste of tweede kerstdag;
  • voorjaarsvakantie: volgens de reguliere zorgregeling;
  • meivakantie: volgens de reguliere zorgregeling,
waarbij de regeling voor [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, wat flexibeler kan worden vormgegeven;
  • te bepalen dat de vader, wanneer hij volgens de vakantieregeling de zorg voor de kinderen draagt en nog niet over eigen woonruimte beschikt, gerechtigd is om, met uitsluiting van de moeder, in de gezamenlijke woning te verblijven. Dan wel te bepalen dat de vakantieregeling ingaat vanaf het moment dat de vader over eigen woonruimte beschikt en dat de reguliere zorgregeling tot dat moment van kracht is;
  • de volgende feestdagenregeling vast te stellen:
  • Goede vrijdag: volgens de zorgregeling;
  • Pasen: vader even jaren, moeder oneven jaren;
  • Hemelvaartsdag: vader even jaren, moeder oneven jaren;
  • Pinksteren: vader oneven jaren, moeder even jaren;
  • Koningsdag: vader oneven jaren, moeder even jaren;
  • Sinterklaas: volgens de zorgregeling;
  • Oud- en Nieuwjaarsdag: vader even jaren, moeder oneven jaren,
waarbij te bepalen dat de regeling voor [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, wat flexibeler kan worden vormgegeven;
- althans te bepalen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig, zoals dat na wijziging nu luidt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te bepalen dat de zorgregeling met betrekking tot [minderjarige 2] als volgt wordt vastgesteld:
- in de even weken verblijft [minderjarige 2] van vrijdagmiddag (14.45 uur, direct na school) tot zondagavond 20.00 uur bij de vader;
- in de oneven weken verblijft [minderjarige 2] het gehele weekend bij de moeder;
- daarnaast verblijft [minderjarige 2] in de even en oneven weken op dinsdag en woensdag bij de vader; de vader haalt [minderjarige 2] op dinsdag op uit de buitenschoolse opvang, verzorgt het avondeten en begeleidt hem naar de voetbaltraining, waarna [minderjarige 2] bij de vader overnacht; op woensdagavond om 19.30 uur wordt [minderjarige 2] weer door de moeder opgehaald;
  • te bepalen dat de tijdelijke regeling waarbij de ouders bij toerbeurt gebruikmaken van de gezamenlijke woning (birdnesting), uiterlijk op 31 december 2025 eindigt, dan wel eerder indien de moeder de woning voor die datum overneemt;
  • te bepalen dat de schoolvakanties van de kinderen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld, waarbij in oneven kalenderjaren de vader het eerste deel van iedere vakantie met de kinderen doorbrengt en in even kalenderjaren de moeder;
  • te bepalen dat de feestdagenregeling wordt vastgesteld conform de verdeling en toelichting zoals opgenomen in paragraaf 24 van het verweerschrift;
  • te bepalen dat de vader, ingaande per 1 februari 2025, althans met ingang van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, een bijdrage dient te leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] ten bedrage van € 290,- per maand en ten aanzien van [minderjarige 2] € 248,- per maand, althans een zodanige bijdrage door de rechtbank in goede justitie te bepalen, telkens bij vooruitbetaling, voor de eerste dag van iedere kalendermaand, aan de moeder te voldoen;
  • althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank in goede justitie juist acht.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Birdnesting
De vader heeft op de zitting zijn verzoeken over birdnesting ingetrokken. Daarop hoeft dus niet meer te worden beslist. Omdat de vader deze verzoeken heeft ingetrokken, wijst de rechtbank het verzoek van de moeder om te bepalen dat birdnesting, uiterlijk op 31 december 2025 eindigt, dan wel eerder indien de moeder de woning voor die datum overneemt, af bij gebrek aan belang.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Reguliere zorgregeling
Standpunt vader
De vader verzoekt een zorgregeling vast te stellen. De onduidelijkheid over de bestaande afspraken zorgt voor discussies tussen de ouders, en volgens de vader is dat niet in het belang van de kinderen. De vader is altijd nauw betrokken geweest in het leven van de kinderen en dat wil hij voortzetten. Volgens de vader zijn de kinderen gebaat bij regelmatig contact met de vader, waarbij de vader verzoekt dat de regeling voor [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, wat flexibeler kan worden vormgegeven.
Standpunt moeder
De moeder verzet zich tegen de door de vader voorgestelde zorgregeling. Volgens de moeder is het voorstel van de vader onevenwichtig, onvoldoende uitvoerbaar en niet in overeenstemming met de bestaande afspraken. De moeder verzoekt ook om een zorgregeling vast te stellen. Zij stelt dat de door haar verzochte zorgregeling lijkt op de regeling waar de ouders sinds de relatiebreuk uitvoering aan geven. Wat betreft [minderjarige 1] vindt de moeder dat hij, gezien zijn leeftijd, de vrijheid moet hebben om zelf te bepalen waar hij verblijft.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek kunnen in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van beiden of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van het tweede lid van voornoemd artikel kan de rechtbank een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, waaronder het bepalen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling). Volgens het vijfde lid van voornoemd artikel kijkt de rechtbank eerst of de ouders hierover overeenstemming kunnen bereiken, voordat zij een beslissing neemt. Dat is niet gelukt. Daarom zal de rechtbank beslissen. Bij de beoordeling van de verzoeken stelt de rechtbank het belang van de kinderen voorop.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal, anders dan door de vader is verzocht, geen zorgregeling vaststellen voor [minderjarige 1] . De rechtbank is van oordeel dat [minderjarige 1] , gezien zijn leeftijd, zelf kan bepalen op welke dagen en tijdstippen hij contact heeft met de vader. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat [minderjarige 1] op dit moment ook al zelf bepaalt wanneer hij bij de vader is en dat zij goed contact hebben. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 1] dat hij zelf kan blijven bepalen wanneer hij contact heeft met de vader. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het deel van het verzoek van de vader dat ziet op de regeling met [minderjarige 1] afwijzen.
De rechtbank overweegt over [minderjarige 2] als volgt. Op de zitting hebben de ouders
overeenstemming bereikt over een deel van de zorgregeling. Zij hebben afgesproken dat [minderjarige 2] elke dinsdag uit school tot woensdag 19.30 uur bij de vader zal zijn. Gebleken is dat de ouders elkaars uitgangspunten begrijpen, maar dat zij niet tot een verdere praktische oplossing kunnen komen. De rechtbank zal daarom een zorgregeling vaststellen, waarbij zij het belang van [minderjarige 2] voorop stelt. Zij acht de volgende zorgregeling in het belang van [minderjarige 2] , waarbij hij bij de vader zal zijn:
  • elke dinsdag uit school tot woensdag 19.30 uur;
  • in de even weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur;
  • in de oneven weken van vrijdag 19.00 uur tot zaterdag 12.00, als [voetbalclub] een thuiswedstrijd speelt op vrijdag.
Met de hiervoor genoemde zorgregeling krijgen [minderjarige 2] en de ouders duidelijkheid en heeft [minderjarige 2] regelmatig contact met zowel de moeder, als de vader. Daarnaast heeft de moeder met deze regeling ook af en toe een volledig weekend met [minderjarige 2] en wordt er rekening gehouden met de thuiswedstrijden van [voetbalclub] , waar de vader en [minderjarige 2] een seizoenkaart van hebben. Op dit moment verblijft de vader bij zijn broer en zijn vriendin. De rechtbank merkt daarbij op dat zij bij de vaststelling van deze zorgregeling ervan uitgaat dat de vader zich inspant om woonruimte te zoeken, zoals door hem ook is aangegeven op de zitting. De rechtbank verwacht van de vader dat hij zich daadwerkelijk actief zal inspannen om zo snel mogelijk permanente woonruimte te verkrijgen, zodat [minderjarige 2] een vaste en eigen plek bij zijn vader zal hebben. Daarnaast verwacht de rechtbank van de ouders dat zij de vastgestelde zorgregeling positief zullen uitdragen naar [minderjarige 2] .
Vakanties en feestdagen
Beide ouders hebben verzocht om een vakantie- en feestdagenregeling vast te stellen. De rechtbank zal geen verdeling van de vakanties en feestdagen vaststellen voor [minderjarige 1] om dezelfde redenen als bij de reguliere zorgregeling is overwogen. De rechtbank acht het wel in het belang van [minderjarige 2] om een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat in het belang van [minderjarige 2] is dat de schoolvakanties bij helfte worden verdeeld tussen de ouders, zodat hij in gelijke mate met de ouders tijd kan doorbrengen. De rechtbank zal een vakantieregeling vaststellen en daarbij aansluiten bij de door de Rijksoverheid vastgestelde schoolvakanties. De rechtbank zal bepalen dat elke schoolvakantie wordt verdeeld in aaneengesloten perioden, waarbij iedere ouder een helft van de vakantie heeft. Bij elke vakantie krijgt één van de ouders de eerste keuze ten aanzien van welke helft van de vakantie hij of zij wil. De andere ouder heeft de resterende helft. Deze eerste keuze zal bij toerbeurt plaatsvinden en omwille van de duidelijkheid zal de rechtbank bepalen dat de ene ouder het ene jaar de voorkeur heeft en de andere ouder het andere jaar.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige 2] dat ook de feestdagen bij helfte tussen de ouders worden verdeeld. De feestdagen zullen daarbij afwisselend tussen de ouders worden verdeeld, waarbij per jaar wordt gewisseld wie welke feestdag met [minderjarige 2] doorbrengt. Daarbij merkt de rechtbank op dat de vakantie- en feestdagenregeling zal prevaleren boven de reguliere zorgregeling en de feestdagenregeling zal prevaleren boven de vakantieregeling. Daarnaast merkt de rechtbank op dat zij het in het belang van de kinderen acht dat [minderjarige 1] zo veel mogelijk aanhaakt bij de vakantie- en feestdagenverdeling van [minderjarige 2] .
De rechtbank zal deze regeling laten ingaan na de herfstvakantie 2025, omdat zij ervan uitgaat dat de vader dan redelijkerwijs over permanente woonruimte zal moeten kunnen beschikken. De verdeling van de vakanties en feestdagen is schematisch opgenomen in het dictum van deze beschikking. De rechtbank zal aldus beslissen en het meer of anders verzochte over de vakantie- en feestdagenregeling afwijzen.
Kinderalimentatie
Door de moeder is op 15 juli 2025 een zelfstandig verzoek tot vaststelling van een door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ingediend.
De rechtbank heeft het verzoek ten aanzien van de kinderalimentatie afgesplitst, onder zaak- en rekestnummer C/09/688632 en FA RK 25-5414 en aan de vader een schriftelijke verweertermijn gegeven. Na ontvangst van het verweerschrift van de vader zal in die procedure worden beslist over het verdere verloop van die procedure.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
  • elke dinsdag uit school tot woensdag 19.30 uur;
  • in de even weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 20.00 uur;
  • in de oneven weken van vrijdag 19.00 uur tot zaterdag 12.00, als [voetbalclub] een thuiswedstrijd speelt op vrijdag;

*

bepaalt dat [minderjarige 2] na de herfstvakantie van 2025 gedurende de vakanties en feestdagen volgens onderstaand schema bij de ouders zal verblijven, waarbij elke schoolvakantie wordt verdeeld in aaneengesloten perioden en iedere ouder een helft van de vakantie heeft:
Voorjaarsvakantie
oneven jaren moeder eerste keus, even jaren vader eerste keus;
Meivakantie
oneven jaren moeder eerste keus, even jaren vader eerste keus;
Zomervakantie
oneven jaren moeder eerste keus, even jaren vader eerste keus;
Herfstvakantie
oneven jaren moeder eerste keus, even jaren vader eerste keus;
Kerstvakantie
oneven jaren moeder eerste keus, even jaren vader eerste keus;
Goede vrijdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
Eerste paasdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Tweede paasdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
Koningsdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Bevrijdingsdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
Hemelvaartsdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
Eerste pinksterdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Tweede pinksterdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
5 december
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Eerste kerstdag
oneven jaren bij moeder, even jaren bij vader;
Tweede kerstdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Oudejaarsdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
Nieuwjaarsdag
oneven jaren bij vader, even jaren bij moeder;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Wien als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 september 2025.