ECLI:NL:RBDHA:2025:16954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
AWB 25/15944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsdocument EU/EER

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 15 september 2025, gaat het om een beroep van eiseres tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 3 januari 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER in verband met verblijf bij een minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van de beslistermijn schriftelijk verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen, maar de minister heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Indien de minister deze termijn overschrijdt, is hij een dwangsom van € 100,- per dag verschuldigd, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat met de inwerkingtreding van de wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken, de bestuurlijke dwangsom is afgeschaft voor zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister moet ook de proceskosten van eiseres vergoeden, vastgesteld op € 453,50, evenals het betaalde griffierecht van € 194,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/15944

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2025 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Fouad Fattal),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de aanvraag van 3 januari 2025 tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER in verband met verblijf bij een minderjarig kind met de Nederlandse nationaliteit.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. Voordat eiseres een beroep kan indienen tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, moet eiseres schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist (de ingebrekestelling). [2] Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan eiseres beroep indienen.
3. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag van eiseres te beslissen is verstreken. Eiseres heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan en eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. [3]
4. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. Als de minister niet op tijd heeft beslist, moet de rechtbank een termijn van twee weken opleggen. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen. [4] De rechtbank is niet van bijzondere omstandigheden gebleken. De minister heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen twee weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
6. Eiseres heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen twee weken een besluit op de aanvraag neemt, de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [5]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Met de inwerkingtreding van de wet herziening regels niet tijdig beslissen is vreemdelingenzaken [6] , is de bestuurlijke dwangsom afgeschaft voor de zaken waarin de ingebrekestelling na 15 april 2025 is ingediend. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom aan eiseres te betalen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de minister binnen twee weken een besluit moet nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eiseres een dwangsom verschuldigd.
9. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [7] De minister moet ook het betaalde griffierecht aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen twee weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, aanhef en onder b, en artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
5.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
6.Staatsblad 2025, 96.
7.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.