ECLI:NL:RBDHA:2025:16970

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
NL25.29564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling leeftijdsregistratie van eiser in Italië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 september 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Eritrese nationaliteit, door de minister van Asiel en Migratie vernietigd. Eiser had op 3 februari 2023 een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze werd op 3 juli 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister baseerde zijn beslissing op de leeftijdsregistratie van eiser in Italië, maar de rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze registratie als uitgangspunt genomen kan worden. De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft onderzocht onder welke omstandigheden de leeftijdsregistratie tot stand is gekomen en dat eiser een plausibele verklaring heeft gegeven voor de afwijkende geboortedatum. De rechtbank concludeert dat de minister niet alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen bij de beoordeling van de leeftijd van eiser, wat leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een proceskostenvergoeding van € 1.814,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [datum]
van Eritrese nationaliteit
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes - de Jonge).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag [1] van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt het beroep.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De minister heeft namelijk niet goed gemotiveerd waarom hij is uitgegaan van de leeftijdsregistratie van eiser in Italië. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 3 februari 2023 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 3 juli 2025 in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft in dit besluit ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan eiser opgelegd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening. [2] Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis

4. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag verklaard dat hij is geboren op [datum]. De medewerkers van de AVIM [3] hebben eiser op 3 februari 2023 geschouwd en geconcludeerd dat twijfel bestaat over de leeftijd die eiser heeft opgegeven.
5. Op 7 maart 2023 heeft de minister informatie ontvangen van de Italiaanse autoriteiten. Daaruit blijkt dat eiser in Italië is geregistreerd met de geboortedatum [datum].
6. De hoormedewerker van de minister heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor van 8 maart 2023 geschouwd en geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is.
7. Op 27 november 2023 heeft de minister eiser laten weten dat hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten en dat zijn asielaanvraag wordt behandeld in de nationale procedure.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
8. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zijn hele leven in Soedan heeft gewoond en dat hij te maken heeft gehad met discriminatie. Verder heeft eiser problemen gehad met zijn oom.
Het bestreden besluit
9. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen in Soedan.
De minister vindt het eerste asielmotief niet geloofwaardig. Eiser heeft geen documenten overgelegd om zijn identiteit, nationaliteit en herkomst te onderbouwen en ook geen inspanningen verricht om aan documenten te komen. Eiser heeft volgens de minister wisselend en tegenstrijdig verklaard over zijn nationaliteit en geboortedatum. De minister gaat uit van de in Italië geregistreerde geboortedatum, omdat eiser geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de afwijkende geboortedatum. De minister heeft het tweede asielmotief niet getoetst, omdat asielmotieven slechts betekenis hebben tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling.
Heeft de minister het eerste asielmotief ongeloofwaardig kunnen vinden?
10. Eiser voert aan dat de minister zijn identiteit, nationaliteit en herkomst ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling die de minister heeft verricht op basis van Werkinstructie 2024/6 in strijd is met het Unierecht. Volgens eiser heeft de minister ten onrechte geen integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht. Verder betwist eiser dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn nationaliteit. Eiser heeft steeds verklaard dat zijn vader Eritrees is, zijn moeder Ethiopisch en dat hij is geboren in Soedan. Eiser begrijpt het verschil tussen abstracte begrippen zoals nationaliteit, afkomst en herkomst niet. De verklaring ‘ik ben Eritrees’ is geen bevestiging van het bezit van de Eritrese nationaliteit maar van culturele identiteit. Eiser vindt verder dat de minister ten onrechte tegenwerpt dat hij geen geboorteakte heeft overgelegd. Eiser verbleef niet in een vluchtelingenkamp, waardoor de verwijzing van de minister naar de informatie uit het algemeen ambtsbericht Sudan over het aanvragen van een geboorteakte door vluchtelingen en hulporganisaties niet juist is. Eiser heeft bovendien met de overgelegde identiteitsbewijzen van zijn moeder en zus en de kopie van zijn schoolrapport een begin van bewijs geleverd. De minister heeft ten onrechte geen onderzoek verricht naar de leeftijdsregistratie in Italië, terwijl eiser voor de registratie een plausibele verklaring heeft gegeven. Eiser heeft verklaard dat hij in Italië alleen een geboortejaar heeft genoemd en dat hij, als hij minderjarig had gezegd, de opvang niet had mogen verlaten. Ook in Nederland is het gebruikelijk dat 1 januari of 1 juli wordt gehanteerd als alleen het geboortejaar bekend is. Eiser heeft niet tegenstrijdig verklaard over de Italiaanse registratie, maar heeft steeds aangegeven dat hij alleen een geboortejaar heeft genoemd.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom van de leeftijdsregistratie in Italië kan worden uitgegaan. Volgens rechtspraak van de Afdeling [4] kan de minister zich niet beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel als hij bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling een leeftijdsregistratie in een andere EU-lidstaat betrekt. Als de minister een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat aantreft, waaruit volgt dat de vreemdeling meerderjarig is, dan mag hij die bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling betrekken en daaraan gewicht toekennen. Als de registratie alleen berust op een eigen verklaring van de vreemdeling, moet de minister onderzoeken wat de omstandigheden waren waaronder die verklaring is afgelegd. De vreemdeling moet een plausibele verklaring geven voor de afwijkende verklaring. De minister zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. De minister moet bij deze beoordeling ook eventuele overgelegde bewijsmiddelen, zoals officiële en onofficiële identificerende documenten en/of verklaringen van voogden van Nidos, betrekken. [5]
12. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende kenbaar alle feiten en omstandigheden heeft meegewogen bij het beoordelen van de leeftijd van eiser. Blijkens het besluit heeft de minister bij deze beoordeling de leeftijdsregistratie in Eurodac, het gebrek aan identificerende documenten en inspanning om aan deze documenten te komen en de twijfel over de opgegeven leeftijd bij de leeftijdsschouw van de AVIM betrokken. Uit het besluit blijkt verder dat de minister bij de beoordeling van eisers leeftijd heeft meegewogen dat eisers verklaringen tijdens het aanmeldgehoor over de leeftijdsregistratie in Italië tegenstrijdig zouden zijn. De minister heeft daarbij gewezen op de volgende verklaringen van eiser:
“Ik heb in Italië alleen het geboortejaar opgegeven. Verder niet. Ik zei dat ik in het jaar 2005 ben geboren.” [6]
“Ik heb al gezegd dat ik 2005 als geboortejaar heb opgegeven in Italië. Als ik daar minderjarig had gezegd dan mocht ik de opvang niet verlaten en daarom heb ik dat expres gedaan.” [7]
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende gemotiveerd wat tegenstrijdig zou zijn aan deze verklaringen. De minister heeft op de zitting toegelicht dat eiser eerst gezegd heeft dat hij enkel een geboortejaar heeft opgegeven en vervolgens dat hij met opzet een meerderjarige geboortedatum heeft doorgegeven, waarbij het zou gaan om een hele geboortedatum. Naar het oordeel van de rechtbank volgt dit niet uit de (bovengenoemde) verklaringen die eiser tijdens het gehoor heeft afgelegd. De minister heeft bovendien in het bestreden besluit niet toegelicht waarop de Italiaanse autoriteiten de leeftijdsregistratie van eiser hebben gebaseerd. De minister heeft evenmin gemotiveerd waarom de verklaring van eiser voor het opgeven van een andere leeftijd niet plausibel zou zijn. Eiser heeft verder een foto van een schoolrapport uit Soedan overgelegd, waarop zijn naam, leeftijd en het schooljaar vermeld staan. Hoewel dit geen origineel en identificerend document betreft, had de minister dit document naar het oordeel van de rechtbank gelet op de onder 11 vermelde uitspraak van de Afdeling bij de beoordeling van eisers leeftijd moeten betrekken. Uit de motivering van het bestreden besluit blijkt niet dat de minister dit heeft gedaan.
13. Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Het beroep is alleen al daarom gegrond. De rechtbank zal daarom de overige beroepsgronden van eiser niet beoordelen.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten.
14.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
14.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 juli 2025;
- draagt de minister op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.
Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer NL25.29565.
3.De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.
6.P. 13 van het aanmeldgehoor AMV van 8 maart 2023.
7.P. 16 van het aanmeldgehoor AMV van 8 maart 2023.