ECLI:NL:RBDHA:2025:16977
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verlengingsbesluit van de overdracht van een asielzoeker aan Bulgarije in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het verlengingsbesluit van de overdracht aan Bulgarije beoordeeld. Eiser, een Syrische asielzoeker, had op 27 november 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De minister van Asiel en Migratie had op 3 maart 2025 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling. Eiser zou op 14 juli 2025 worden overgedragen aan Bulgarije, maar deze overdracht werd geannuleerd omdat verweerder meende dat eiser ondergedoken was. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet terecht heeft geconcludeerd dat eiser ondergedoken was, aangezien hij zich op 10 juli 2025 nog had gemeld bij het COA en niet op de hoogte was van de geplande overdracht. De rechtbank stelt vast dat eiser niet doelbewust heeft geprobeerd de overdracht te voorkomen en dat er geen sprake is van onderduiken in de zin van de Dublinverordening. Het verlengingsbesluit is daarom in strijd met artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.