ECLI:NL:RBDHA:2025:16978
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een ZW-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een Ziektewet (ZW) uitkering, welke door verweerder was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het beroep dat eiser had ingesteld tegen het bestreden besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van de ZW-uitkering ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 6 juni 2024, de datum waarop de ZW-uitkering moest ingaan, arbeidsgeschikt was voor de functies die eerder in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) waren vastgesteld. De rechtbank heeft de medische oordelen van de verzekeringsartsen gevolgd, die concludeerden dat de gezondheidstoestand van eiser niet wezenlijk was veranderd ten opzichte van de WIA-beoordeling. Eiser had weliswaar gezondheidsproblemen, maar deze waren niet van dien aard dat ze zijn arbeidsgeschiktheid voor de geduide functies in gevaar brachten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordelingen te twijfelen en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces.