ECLI:NL:RBDHA:2025:16980
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M.C. Kleijberg
- G.A. van der Straaten
- S.A. van Hoof
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid bestuursorgaan bij beroep tegen ophouding van vreemdeling en rechtmatigheid van de ophouding
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 september 2025 wordt het beroep van eiser tegen zijn ophouding beoordeeld. Eiser werd op 29 augustus 2025 om 18:10 uur opgehouden op basis van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat zijn identiteit niet onmiddellijk kon worden vastgesteld. De ophouding eindigde diezelfde dag om 21:05 uur. De rechtbank had voorafgaand aan de zitting een vraagstelling verzonden over de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een beroep tegen een ophouding. De gemachtigde van de ambtenaar was aanwezig op de zitting, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank besloot de zaak te verwijzen naar de meervoudige kamer en het onderzoek op 9 september 2025 te sluiten zonder nadere zitting, omdat beide partijen hiermee instemden.
De rechtbank behandelt de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is om een besluit tot ophouding te nemen. De rechtbank concludeert dat de ambtenaren belast met grensbewaking en toezicht op vreemdelingen bevoegd zijn om een vreemdeling op te houden. Eiser betoogt dat de ophouding onrechtmatig is vanwege schending van het verdedigingsbeginsel, omdat niet alle relevante stukken tijdig waren ingediend. De rechtbank oordeelt echter dat de late toevoeging van stukken niet automatisch leidt tot schending van het verdedigingsbeginsel, en dat eiser geen inhoudelijke bezwaren heeft ingediend tegen zijn ophouding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de ophouding rechtmatig was en de ambtenaar geen proceskosten hoeft te vergoeden.