ECLI:NL:RBDHA:2025:16985
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot nakoming van een overeenkomst inzake interieurinrichting en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft eiser, [eiser], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. inzake de nakoming van een overeenkomst voor de inrichting van zijn penthouse in Den Haag. Eiser heeft verzocht om niet ontvankelijk te worden verklaard wegens gebrek aan spoedeisend belang. De procedure is gestart met een dagvaarding op 27 december 2024, maar de zitting is meerdere keren uitgesteld in een poging om het geschil in der minne op te lossen. Eiser heeft uiteindelijk zijn eis gewijzigd en verzocht om beide partijen niet ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het handelen van [gedaagde] misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen opleverde. Eiser is in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De vordering in voorwaardelijke reconventie van [gedaagde] is niet beoordeeld, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet is ingetreden. De uitspraak is gedaan op 15 september 2025.