In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiseres had op 26 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat eiseres ertoe heeft aangezet om beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling.
De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen bij het bestuursorgaan voordat beroep kan worden ingesteld. Eiseres heeft op 22 oktober 2024 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat deze prematuur was. Dit komt doordat de beslistermijn voor haar aanvraag, die door een recent besluit was verlengd, nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.