ECLI:NL:RBDHA:2025:1709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.45504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Schaaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een bezwaar inzake een visumaanvraag

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, in beroep ging tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar bezwaar tegen een besluit inzake een visumaanvraag. De minister had op 25 april 2024 beslist op de aanvraag van eiseres voor een visum voor kort verblijf, maar had niet tijdig op het bezwaar beslist. Eiseres had de minister op 30 oktober 2024 in gebreke gesteld, waarna zij beroep instelde. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de minister niet binnen de wettelijk gestelde termijn had beslist. De rechtbank legde de minister een nadere beslistermijn op van twee weken en verbond hieraan een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50 en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de rechtbank benadrukte dat eiseres gelijk kreeg in haar beroep.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45504
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister.

Procesverloop

1. De minister heeft op 25 april 2024 beslist op de aanvraag van eiser om een visum voor kort verblijf. Eiseres heeft bezwaar ingediend tegen dit besluit. De minister heeft niet tijdig beslist op dit bezwaar. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Deze uitspraak gaat over dat beroep.

Overwegingen

2. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een bezwaar beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen beslissing op het bezwaar is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen..2

Is het beroep van eiseres gegrond?

4. De minister heeft het bezwaar op 24 mei 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes weken na het verstrijken van de bezwaartermijn op het bezwaar beslissen. De minister heeft de beslistermijn met zes weken verlengd.3 Eiseres heeft de minister op 30 oktober 2024 in gebreke gesteld. Dit is na het verstrijken van de beslistermijn op het bezwaar. Ook heeft eiseres meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep in gesteld. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is kennelijk gegrond.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 7:10, eerste en derde lid, van de Awb.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.4
6. De minister heeft niet verzocht om een langere nadere beslistermijn. Uit het dossier blijkt ook niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de rechtbank een langere nadere beslistermijn moet opleggen. De rechtbank legt de minister daarom een nadere beslistermijn op van twee weken. Deze termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

7. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hebben vastgesteld.5 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen twee weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.6
4 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
6 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 187,- vergoedt;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
17 januari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.