In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 januari 2025, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag, na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 10 juni 2024 waarin de minister was opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen. De rechtbank oordeelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om aanhouding van de behandeling van het beroep af, omdat dit de prikkel voor de minister zou wegnemen om voortvarend te beslissen.
De rechtbank stelt vast dat de minister geen verweerschrift heeft ingediend en geen actie heeft ondernomen om alsnog een besluit te nemen. Daarom bepaalt de rechtbank dat de minister binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en de minister is verplicht om binnen de gestelde termijn een besluit op de aanvraag bekend te maken.