ECLI:NL:RBDHA:2025:17126

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
NL25.41586
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in beroep ging tegen het voortduren van deze maatregel. De maatregel was eerder opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 18 juni 2025 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 30 augustus 2025 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld en het vooronderzoek op 5 september 2025 gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij de maatregel van bewaring eerder heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 12 augustus 2025 rechtmatig was. De toetsing richtte zich op de periode na deze datum. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, die ambtshalve toetsend geen grond vond om het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41586

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 juni 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft op 30 augustus 2025 tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Hij heeft tevens verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat de zaak niet op zitting wordt behandeld en het vooronderzoek op 5 september 2025 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [1]
2. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Uit de uitspraak van 13 augustus 2025 (in de zaak NL25.35686) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 12 augustus 2025) rechtmatig is.
Ambtshalve toetsing
3. Eiser heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank ziet ambtshalve toetsend geen grond voor het oordeel dat het voorduren van de bewaring op enig moment sinds 12 augustus 2025 onrechtmatig is te achten. [2]
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding
afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.