ECLI:NL:RBDHA:2025:1713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL25.3594
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Italiaanse vreemdeling

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Italiaanse vreemdeling die in beroep ging tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op het risico dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzettingsprocedure zou ontwijken. De vreemdeling had eerder in Nederland verbleven, maar was op 7 maart 2024 naar Italië verwijderd. Hij voerde aan dat hij zijn verblijf in Nederland effectief had beëindigd, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe vrije termijn was gaan lopen en dat het eerdere verwijderingsbesluit nog steeds van kracht was.

De rechtbank beoordeelde ook de voortvarendheid van de minister in de uitvoering van de maatregel. De minister had een terugnameakkoord met de Italiaanse autoriteiten en had stappen ondernomen om de vreemdeling uit te zetten. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend handelde, ondanks dat er dagelijks vluchten naar Italië gaan. De vreemdeling had zelf aangegeven naar Cagliari in Sardinië te willen worden uitgezet, wat de reden was voor de vertraging in zijn uitzetting.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. Weerkamp, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3594

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. den Ouden),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 2000 en heeft de Italiaanse nationaliteit.
Grondslag
2. Eiser voert aan dat hij op 7 maart 2024 uit Nederland is verwijderd naar Italië. Hij heeft daar een half jaar verbleven en in die periode in de bediening gewerkt, voordat hij weer terug naar Nederland kwam. Hiermee heeft hij zijn eerdere verblijf in Nederland daadwerkelijk en effectief beëindigd, zodat bij inreis in Nederland een nieuwe vrije termijn is gaan lopen.
3. Uit het verwijderingsbesluit van 23 augustus 2023, op 27 september 2023 in persoon aan eiser uitgereikt, volgt dat eiser op grond van het Unierecht geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en dat hij het grondgebied binnen een maand moet verlaten. Eiser is vervolgens op 7 maart 2024 uit Nederland verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn verblijf in Nederland niet daadwerkelijk en effectief heeft beëindigd. De opmerking dat hij een half jaar in Italië heeft verbleven en gewerkt, leidt niet tot een andere conclusie. Hiervan ontbreekt namelijk enige onderbouwing. Eiser is hier ook over bevraagd, maar verklaart vervolgens dit niet te kunnen aantonen. [2] Gelet hierop moet worden aangenomen dat zijn verblijf in Nederland in werkelijkheid een voortzetting is van zijn eerdere verblijf. Dit betekent dan ook dat geen nieuwe vrije termijn is gaan lopen en het besluit van 23 augustus 2023 nog steeds werking heeft.
Maatregel van bewaring
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
En als lichte gronden [4] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet heeft betwist. De zware gronden 3b en 3c zijn in ieder geval feitelijk juist en voldoende toegelicht, zodat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen
Voortvarend handelen
6. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Het is onvoldoende duidelijk dat een terugnameakkoord is van de Italiaanse autoriteiten. Verder is bijna twee weken geleden de maatregel van bewaring aan hem opgelegd en gaan er dagelijks vluchten naar Italië. Het is dan ook onduidelijk waarom eiser nog niet is uitgezet.
7. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat op 13 december 2024 een terugnameakkoord door de Italiaanse autoriteiten is verstrekt. Verder heeft verweerder op 28 januari 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op dezelfde dag is een LP [5] -aanvraag doorgezet naar DIA [6] . Op 30 januari 2025 is de LP-aanvraag doorgezet naar de Italiaanse autoriteiten en is deze op dezelfde dag akkoord bevonden. Verweerder heeft op 31 januari 2025 een vlucht aangevraagd en is nu hiervan in afwachting. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Dat er dagelijks vluchten naar Italië gaan, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser heeft immers zelf aangegeven dat hij naar Cagliari in Sardinië wil worden uitgezet, zodat verweerder hiermee rekening houdt en dit de reden is dat hij niet eerder kon worden uitgezet.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Proces-verbaal van gehoor van 24 januari 2025, p. 5 van 7.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Laissez-passer.
6.Directie Internationale Aangelegenheden.