Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De vordering
Immers, de veroordeelde noch de bij die transactie betrokken personen zijn daarvoor strafrechtelijk vervolgd. De veroordeelde heeft in de periode van twee maanden, die is gelegen tussen de aan- en verkoop van de woning aan de [adres 2] te [plaats] , de woning opgeknapt met hulp van zijn vader.
€ 67.935,57 uit (andere) strafbare feiten afkomstig is.
3.De grondslag voor ontneming
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 10 september 2022 tot en met 24 december 2022;
- medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 april 2020 tot en met 2 juni 2020;
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod op 5 juli 2023.
4.De beoordeling van de vordering
- [verkoper 1] en [verkoper 2] (hierna: de verkopers) schulden hadden, waaronder een hypotheekbetalingsachterstand, en daardoor genoodzaakt waren de woning te verkopen;
- de verkopers de woning voor een bedrag van € 405.000 hebben verkocht aan de veroordeelde;
- [makelaarskantoor] de woning in de markt had gezet voor € 465.000;
- biedingen op deze woning zijn gedaan, die beduidend hoger waren dan het aankoopbedrag, te weten € 425.000 en € 455.000;
- de woning op 27 maart 2020 aan de veroordeelde is geleverd;
- de veroordeelde de aankoop van de woning heeft gefinancierd met de verkoop van deze zelfde woning.
- [koper 1] de woning op Funda voor € 475.000 te koop zag staan en via kennissen te horen kreeg dat de veroordeelde de verkoper was;
- [koper 1] de vraagprijs wilde betalen en dat de veroordeelde daarmee akkoord ging;
- in het hypotheekdossier van kopers [koper 1] en [koper 2] een toelichting is gegeven, waaruit blijkt dat de kopers wisten dat dit een ABC-transactie was en ook dat [verkoper 1] en [verkoper 2] een schuld hadden bij de veroordeelde;
- de veroordeelde de woning voor een bedrag van € 475.000 heeft verkocht aan de kopers;
- de woning op 27 maart 2020 binnen een tijdsbestek van 10 minuten nadat deze was geleverd aan de veroordeelde, door de veroordeelde is geleverd aan de [koper 1] .
- de veroordeelde inkomsten uit twee bedrijven had, genaamd [bedrijfsnaam 1] VOF en [bedrijfsnaam 2] , zijnde deze inkomsten een bedrag van in totaal € 46.792 en tevens de hoofdbron van inkomsten voor de veroordeelde, zijn vrouw en drie kinderen;
- het gezinsinkomen van de veroordeelde werd aangevuld met een zorgtoeslag;
- het gezin van de veroordeelde, gezien de contante uitgaven op de bankrekeningen van de veroordeelde en zijn gezinsleden, waaronder een aankoopbedrag van € 10.000 op 9 september 2020 voor een Rolex dameshorloge, een luxe levensstijl erop nahield;
- de veroordeelde op 10 juni 2020 een bedrag van € 30.000 heeft overgemaakt naar de bankrekening van [naam 1] dat volgens de omschrijving bij de overboeking een lening betrof.
€ 67.935,57 had bij de veroordeelde en dat dit aan [verkoper 1] geleende geld afkomstig is uit strafbare feiten en dat de terugbetaling van deze schuld – via de ABC-transactie – als wederrechtelijk verkregen voordeel dient te worden aangemerkt.
5.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 67. 935,57.
6.De vaststelling van de betalingsverplichting
€ 67.935,57.
7.Gijzeling
8.Het toepasselijke wetsartikel
9.De beslissing
€ 67.935,57;
€ 67.935,57(zegge: zevenenzestigduizend negenhonderdvijfendertig euro en zevenenvijftig cent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
1080(zegge: duizendtachtig)
dagen.