Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Turkse vreemdeling. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.T. Cambier, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, dat op 25 januari 2025 was genomen. In dit besluit werd aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd, omdat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser betwistte de opgelegde maatregel en voerde aan dat hij rechtmatig verblijf had, omdat hem op 20 januari 2025 een terugkeerbesluit was uitgereikt met een vertrektermijn van 28 dagen.
De rechtbank heeft op 5 februari 2025 de zaak behandeld. Eiser verklaarde dat hij op illegale wijze Nederland was binnengekomen en dat hij via Nederland naar Engeland wilde reizen. De rechtbank oordeelde dat de Minister de maatregel van bewaring terecht had opgelegd, omdat eiser niet op de voorgeschreven wijze Nederland was binnengekomen en er voldoende gronden waren om aan te nemen dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het beroep van eiser af. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.