In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 september 2025 een beschikking gegeven in een familiekwestie betreffende de minderjarige [de minderjarige]. De vader heeft verzocht om een zorgregeling en vervangende toestemming voor verhuizing, terwijl de moeder verweer heeft gevoerd en ook zelfstandig verzoeken heeft ingediend. De rechtbank heeft eerder, op 17 april 2025, een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige om de week op zaterdag bij de vader zou zijn. De moeder heeft nu verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 1] en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader zich refereert aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de verhuizing. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat de verhuizing naar [plaats 1] in het belang van de minderjarige is, gezien de negatieve dynamiek waarin zij zich momenteel bevindt. De rechtbank heeft de moeder toestemming verleend om met de minderjarige te verhuizen en heeft de zorgregeling aangepast zodat de minderjarige om de week op zaterdag bij de vader zal zijn. Het verzoek van de moeder voor vervangende toestemming voor inschrijving op een school is afgewezen, omdat er nog geen concrete school is vastgesteld. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.