ECLI:NL:RBDHA:2025:17159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/09/689252 / JE RK 25-1340
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van zorg- en opvoedingstaken in een complexe situatie rondom een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter zich gebogen over de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, die momenteel onder toezicht staat. De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de situatie van de minderjarige, die verontrustende uitspraken doet. Gezien de complexiteit van de situatie is er behoefte aan een raadsonderzoek om te bepalen wat in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling om de zorgregeling te wijzigen aangehouden in afwachting van dit onderzoek. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder en de emotionele veiligheid van de minderjarige. De kinderrechter heeft eerder een ondertoezichtstelling verlengd en een verdeling van zorg- en opvoedingstaken vastgesteld. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een wijziging naar een 50/50-regeling, maar de vader verzet zich hiertegen en vraagt om aanhouding van het verzoek tot er meer duidelijkheid is over de situatie. De kinderrechter heeft besloten om het verzoek aan te houden tot het einde van de ondertoezichtstelling, zodat het raadsonderzoek kan worden meegenomen in de beslissing. De kinderrechter heeft ook het zelfstandig verzoek van de vader afgewezen en de regie over de vakantieregeling bij de gecertificeerde instelling gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/689252 / JE RK 25-1340
Datum uitspraak: 28 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter
Aanhouding wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.M. Kooij uit Noordwijkerhout.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 28 juli 2025;
  • de aanvullende briefrapportage van de gecertificeerde instelling van 20 augustus 2025;
  • e-mailbericht van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 21 augustus 2025;
- het verweerschrift van de vader, met zelfstandig verzoek, met bijlagen van 22 augustus 2025;
- e-mailbericht van de moeder met bijlagen van 26 augustus 2025.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 28 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- [naam 1] (jeugdbeschermer) en [naam 2] (gedragswetenschapper), namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij haar vader.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juli 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 20 april 2026.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 26 oktober 2023 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
-
in het geval de moedernietin de omgeving van [plaats 1] gaat wonen, verblijft [de minderjarige] volgens een driewekelijks schema steeds twee weekenden achter elkaar bij de moeder van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarna [de minderjarige] weer een weekend bij de vader verblijft;
-
in het geval dat de moederwelin de omgeving van [plaats 1] gaat wonen, bijvoorbeeld in [plaats 2] , dient te worden toegewerkt naar gezamenlijk ouderschap, waarbij de zorg voor [de minderjarige] tussen de ouders gelijk zal worden verdeeld en waarbij het de taak van de GI is om te kijken wat daarin voor de ouders en [de minderjarige] haalbaar is en op welke wijze naar een dergelijke co-ouderschapsregeling kan worden toegewerkt;
-
in de beide gevallen dienen de vakanties en feestdagen bij helfte tussen de ouders te worden verdeeld, waarbij de GI de regie heeft over de wijze van verdeling en de wisselmomenten.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de door de kinderrechter op 26 oktober 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat:
-
de ouders [de minderjarige] ieder de helft van de tijd hebben volgens een week-op-week-af regeling;
-
het wisselmoment plaatsvindt op woensdag op school. Eén ouder brengt [de minderjarige] naar school, de andere haalt haar op;
-
de feest- en verjaardagen gelijk worden verdeeld volgens een jaarlijks wisselend schema:
-
Pasen, Pinksteren, Hemelvaart, Sinterklaas, Oud & Nieuw worden om en om toegekend;
-
Vader- en Moederdag worden standaard doorgebracht bij de desbetreffende ouder;
-
de verjaardag van [de minderjarige] wordt jaarlijks afwisselend bij één van de ouders gevierd.
-
na afloop van een verblijfsperiode op zo’n speciale dag wordt [de minderjarige] de volgende dag om 12:00 uur teruggebracht;
-
indien die volgende dag een schooldag betreft, vindt de overdracht via school plaats: de ouder die [de minderjarige] heeft wegens de speciale dag brengt haar naar school, en de ouder waar [de minderjarige] volgens de standaardregeling verblijft, haalt haar op.
De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt.
3.2.
Bij beschikking van 26 oktober 2023 is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] vastgesteld bij de vader met een driewekelijkse omgangsregeling met de moeder. Op grond van de beschikking moet er worden toegewerkt naar een gelijk verdeeld co-ouderschap als de moeder gaat wonen in de omgeving van [plaats 1] . De moeder is op 1 december 2023 verhuisd naar de omgeving van [plaats 1] , waarmee zij voldoet aan de voorwaarde voor de 50/50-regeling. Daarnaast heeft [de minderjarige] in gesprekken met de jeugdbeschermers aangegeven dat zij haar beide ouders graag evenveel ziet.
Er heeft een aantal incidenten plaatsgevonden, die maken dat opvoedondersteuning bij de moeder een voorwaarde is voor de co-ouderschapsregeling. Zo heeft [de minderjarige] uitspraken gedaan over fysieke en emotionele mishandeling door de moeder. Zij zou geslagen worden, door het huis gesleurd worden en in haar kamer opgesloten worden. Als de jeugdbeschermer doorvraagt, lukt het [de minderjarige] niet verder antwoord te geven. Volgens de moeder is er geen sprake van mishandeling, maar heeft [de minderjarige] last van woedeaanvallen. De moeder heeft behoefte aan opvoedondersteuning, zodat zij hiermee leert omgaan.
Een andere voorwaarde voor de 50/50-regeling is de speltherapie van [de minderjarige] , waarvoor zij op verschillende plekken is aangemeld. De gecertificeerde instelling verzoekt om een wijziging van de zorgregeling, inhoudende dat het co-ouderschap gelijk tussen de ouders wordt verdeeld. De gecertificeerde instelling heeft een rustige opbouw van de zorgregeling overwogen, maar voorziet weerstand vanuit beide ouders. Dit wordt voorkomen als de zorgregeling in één keer wordt uitgebreid naar een 50/50-regeling. Bovendien biedt het duidelijkheid voor [de minderjarige] . Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat de opvoedondersteuning van start is gegaan op donderdagen, waarbij de ene week [de minderjarige] erbij aanwezig is en de andere week niet.
3.3.
De gecertificeerde instelling heeft op 20 augustus 2025 een aanvullende briefrapportage ingediend naar aanleiding van een aantal zorgelijke incidenten.
Hoewel de gecertificeerde instelling het verzoek handhaaft, bericht zij de rechtbank hierover vanwege de frequentie en intensiteit van de incidenten.
Het eerste incident vond plaats op 3 juni 2025, waarbij de moeder [de minderjarige] van school heeft gehaald omdat zij ziek zou zijn. Nadat de gecertificeerde instelling contact had opgenomen met de school, die niet de indruk had dat [de minderjarige] ziek was, en de moeder, heeft de moeder [de minderjarige] teruggebracht. Het handelen van de moeder in strijd met de omgangsafspraken kunnen een negatieve invloed hebben op de emotionele veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] .
Het tweede incident vond plaats op 23 april 2025 tijdens het afzwemmen van [de minderjarige] . Er waren afspraken gemaakt tussen de ouders over hun aanwezigheid tijdens het afzwemmen. De moeder heeft zich niet aan de afspraken gehouden, waarna een escalatie tussen de vader en moeder plaatsvond. De moeder is uiteindelijk verzocht om het zwembad te verlaten.
Het gezamenlijke ouderschapstraject bij Cardea is gestopt wegens het ontbreken van progressie. Cardea heeft aangegeven dat er tijdens de laatste afspraak sprake was van agressie, waarbij de moeder de vader uitschold voor pedofiel. De vader en de moeder voeren nu individuele gesprekken bij Cardea om tot een ouderschapsplan te komen.
Verder lukt het de moeder niet om zich aan de afspraken te houden met betrekking tot het contact met de jeugdbeschermers en heeft zij hen dreigende en grensoverschrijdende berichten gestuurd. De moeder heeft aan de gecertificeerde instelling twee zorgelijke spraakmemo’s gestuurd waarin [de minderjarige] te horen is en angstig klinkt.
Toch handhaaft de gecertificeerde instelling het verzoek tot wijziging van de zorgregeling, omdat de moeder wel heeft voldaan aan een van de voorwaarden, te weten om te verhuizen naar de omgeving van [plaats 1] , [de minderjarige] heeft aangegeven haar beide ouders evenveel te willen zien en een dergelijke regeling mogelijk zorgt voor meer rust bij de moeder. Wel betwijfelt de gecertificeerde instelling of een 50/50-regeling het meest in het belang van [de minderjarige] is. Het risico bestaat dat [de minderjarige] meer klem raakt in een loyaliteitsconflict. Ook zijn er zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder.

4.De standpunten

4.1.
De moeder stemt in met het verzoek om het co-ouderschap op gelijke wijze te verdelen. Wel verzoekt zij een andere invulling dan een week-op-week-af regeling, inhoudende dat [de minderjarige] op maandag en dinsdag bij de vader is en op woensdag en donderdag bij de moeder. De weekenden is [de minderjarige] afwisselend bij de vader en de moeder. De moeder vindt het onbegrijpelijk dat de zorgregeling tot op heden niet is uitgebreid, terwijl zij een maand na de uitspraak van 26 oktober 2023 verhuisd is naar de omgeving van [plaats 1] . De moeder geeft aan dat zij haar eigen behandeling heeft afgerond. Zij gaat nu verhuizen naar Den Haag en geeft aan de zorg over [de minderjarige] bij een 50/50-regeling te kunnen dragen, ook na haar huidige zwangerschap. Met betrekking tot de woedeaanvallen van [de minderjarige] hoopt zij dat opvoedondersteuning daarbij kan helpen. Verder geeft de moeder aan dat [de minderjarige] regelmatig rare uitspraken doet naar de moeder toe. Volgens de moeder zou het eerlijker zijn als [de minderjarige] niet bij de vader of de moeder geplaatst zou worden maar elders om nog een trauma te voorkomen.
Ten slotte noemt de moeder na de mondelinge uitspraak de kinderrechter racistisch.
4.2.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. Primair verzoekt de vader om afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt hij om aanhouding van het verzoek tot de speltherapie en het traject van opvoedondersteuning zijn afgerond en geëvalueerd en er meer duidelijkheid is over de nieuwe woonlocatie van de moeder. Daarnaast doet de vader het zelfstandig verzoek om de vakantieregeling te wijzigen naar de bij het verweerschrift gevoegde vakantieregeling. Door de advocaat van de vader is aangegeven dat het op dit moment niet mogelijk is om een co-ouderschap te hebben, nu de ouders niet kunnen communiceren. Uit de beschikking van 26 oktober 2023 volgt inderdaad dat een gelijke verdeling van het ouderschap het gewenste eindstation is. Hiervoor is echter wel noodzakelijk dat dit op een veilige manier kan plaatsvinden voor [de minderjarige] , wat nu niet het geval is. De speltherapie van [de minderjarige] en de opvoedondersteuning zijn beide nog niet of nauwelijks van start gegaan. [de minderjarige] bevindt zich in een loyaliteitsconflict, waardoor niet teveel waarde moet worden gehecht aan haar wens om beide ouders evenveel te zien. Het verzoek van de gecertificeerde instelling wekt bij de vader de indruk van een probeersel. De vraag is wat er gaat gebeuren als het niet positief uitpakt. Verder zal er de komende tijd veel veranderen, gelet op de verhuizing en de zwangerschap van de moeder, wat maakt dat nu niet de juiste tijd is voor een uitbreiding van de zorgregeling. De vader maakt zich zorgen over de terugkerende patronen, waarin de moeder verbale en fysieke agressie vertoont. Ter zitting heeft de advocaat van de vader een nieuw voorstel voor de vakantieregeling gedaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan de hiervoor genoemde regeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
De kinderrechter maakt zich ernstige zorgen over de huidige situatie waarin [de minderjarige] verkeert. Er zijn al zichtbare kindsignalen bij [de minderjarige] en deze zullen leiden tot ernstige problemen als de situatie blijft voortduren. [de minderjarige] doet verontrustende uitspraken. Ongeacht of deze uitspraken waar zijn, is het zeer zorgelijk dat zij de uitspraken doet. Het gaat hier om het belang van [de minderjarige] , niet om het belang van de vader of de moeder. De kinderrechter is van oordeel dat gelet op de complexiteit van de situatie een raadsonderzoek nodig is om een goed beeld te krijgen van wat het meest in het belang van [de minderjarige] is. Daarom verzoekt de kinderrechter de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te verrichten en daarover een rapport en advies uit te brengen, ter beantwoording van de volgende vragen:
- in hoeverre biedt de opvoedondersteuning bij de moeder thuis een voldoende waarborg voor de veiligheid voor [de minderjarige] ?
- is verdere hulpverlening voor de ouders en/of [de minderjarige] noodzakelijk, en zo ja, welke?
- welke zorgregeling is in het belang van [de minderjarige] en op welke wijze kan het contact worden vormgegeven?
- heeft de Raad voor het overige nog relevante factoren tijdens haar onderzoek opgemerkt die in de besluitvorming dienen te worden betrokken?
Het is van belang dat de voortgang van de speltherapie en de opvoedondersteuning worden meegenomen in dit onderzoek. De kinderrechter gaat ervan uit dat de beide ouders hun medewerking aan het raadsonderzoek zullen verlenen.
5.3.
De kinderrechter houdt de behandeling van het verzoek om die reden aan tot het einde van de ondertoezichtstelling, zodat het raadsonderzoek kan worden meegenomen in de beslissing op het verzoek van de gecertificeerde instelling. Bovendien is dan de spannende periode van de verhuizing en de zwangerschap van de moeder achter de rug is, zodat er wellicht meer rust is.
5.4.
De kinderrechter wijst het zelfstandig verzoek van de vader met betrekking tot de vakantieregeling af. De gecertificeerde instelling behoudt de regie over de vakantieregeling. Het is in deze onrustige fase aan de gecertificeerde instelling om een standpunt in te nemen over de verdeling van de vakanties en hierin duidelijk te zijn naar de vader en de moeder.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
6.2.
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
6.3.
wijst het zelfstandig verzoek van de vader af;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 20 april 2026; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan de belanghebbenden;
6.5.
gelast de griffier tegen voornoemde zitting op te roepen:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder;
- Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering;
- Raad voor de Kinderbescherming.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.J.C. Eikelenboom als griffier, en op schrift gesteld op 18 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.