Op 4 september 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag en de ontwikkeling van de minderjarigen, en dat de communicatie tussen de ouders wisselend verloopt. De benodigde hulpverlening is nog niet op gang gekomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verlengd, zodat hij de duidelijkheid en voorspelbaarheid krijgt die hij nodig heeft.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat gebleken om op een positieve manier afspraken te maken over de kinderen. De ontwikkeling van [de minderjarige 1] wordt bedreigd door zijn gedragsproblematiek, LVB en ADHD, terwijl [de minderjarige 2] zich zorgen maakt over volwassenzaken en zelfbepalend gedrag vertoont. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de beschikking op schrift gesteld op 17 september 2025, en tegen de eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. De belanghebbenden hebben drie maanden de tijd om hoger beroep in te stellen na de dag van de uitspraak of na betekening van de beschikking.