ECLI:NL:RBDHA:2025:17179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
I. C/09/688340 / JE RK 25-1215 II. C/09/688346 / JE RK 25-1218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 4 september 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over het gedrag en de ontwikkeling van de minderjarigen, en dat de communicatie tussen de ouders wisselend verloopt. De benodigde hulpverlening is nog niet op gang gekomen, wat heeft geleid tot de beslissing om de ondertoezichtstelling van beide minderjarigen te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verlengd, zodat hij de duidelijkheid en voorspelbaarheid krijgt die hij nodig heeft.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat gebleken om op een positieve manier afspraken te maken over de kinderen. De ontwikkeling van [de minderjarige 1] wordt bedreigd door zijn gedragsproblematiek, LVB en ADHD, terwijl [de minderjarige 2] zich zorgen maakt over volwassenzaken en zelfbepalend gedrag vertoont. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kinderrechter heeft de beschikking op schrift gesteld op 17 september 2025, en tegen de eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. De belanghebbenden hebben drie maanden de tijd om hoger beroep in te stellen na de dag van de uitspraak of na betekening van de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers:
I. C/09/688340 / JE RK 25-1215
II. C/09/688346 / JE RK 25-1218
Datum uitspraak: 4 september 2025
Beschikking van de kinderrechter
I.
verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing ( [de minderjarige 1] );
II.
verlenging ondertoezichtstelling ( [de minderjarige 2] ).
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 juli 2025;
- het Raadsadvies ex artikel 1:265, derde lid, Burgerlijk Wetboek (BW) van de gecertificeerde instelling van 28 augustus 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 4 september 2025. Daarbij was aanwezig:
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de ouders geboren.
2.2.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.4.
[de minderjarige 1] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.5.
[de minderjarige 2] woont bij haar moeder.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 maart 2025 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd tot 8 september 2025.
2.7.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 maart 2025 de machtiging verlengd [de minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 september 2025.

3.De verzoeken

Verzoeken I en II
3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft de verzoeken als volgt gemotiveerd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] werden in hun ontwikkeling bedreigd, omdat de vader en de moeder in hun bijzijn ruzie maakten. De vader en de moeder zijn nog steeds niet voldoende in staat om op een positieve manier afspraken te maken over de kinderen. Er is gewerkt aan een meer positieve communicatie tussen de vader en de moeder, maar recent heeft toch weer een woordenwisseling plaatsgevonden. Verder is in de opvoeding sprake van een gebrek aan structuur, duidelijkheid en regelmaat. De moeder staat op de wachtlijst voor opvoedondersteuning om haar hierbij te ondersteunen. De vader staat niet open voor opvoedondersteuning. Daarnaast zijn er concrete zorgen over zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] .
3.3.
[de minderjarige 1] heeft een bovengemiddelde opvoedbehoefte vanwege zijn LVB en ADHD. Ook is bij hem sprake van individuele gedragsproblematiek. Hij is prikkelgevoelig, impulsief en vertoont puberaal gedrag. Daarnaast zijn er grote zorgen over zijn seksuele ontwikkeling en veiligheid. [de minderjarige 1] heeft kinderporno naar leeftijdsgenoten verstuurd. In het verleden heeft [de minderjarige 1] ook richting [de minderjarige 2] seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoond, maar daar lijkt op dit moment geen sprake van te zijn. Hij krijgt op school lessen over seksuele ontwikkeling, en ontvangt een-op-een begeleiding. [de minderjarige 1] woont sinds mei 2022 op [accommodatie] en lijkt hier op zijn plek. Er is weinig zicht op de opvoedvaardigheden van de vader en de moeder, waardoor hij thuis niet de duidelijkheid en structuur krijgt die hij nodig heeft. Dit wordt hem bij [accommodatie] wel geboden. [de minderjarige 1] geeft echter aan niet te begrijpen waarom hij op de groep moet wonen. Het is van belang dat de vader en de moeder hem hierover duidelijkheid verschaffen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben op dit moment nauwelijks contact en zien elkaar niet als [de minderjarige 1] thuis komt logeren. Het contact tussen [de minderjarige 1] en de vader en de moeder wordt langzaam opgebouwd. Daarna kan ook contactherstel tussen de kinderen de orde komen. De verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] is noodzakelijk om te werken aan de opbouw van contact tussen [de minderjarige 1] en de vader en de moeder, het vergroten van de draagkracht van de moeder, het contactherstel tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en het monitoren van de (seksuele) ontwikkeling van [de minderjarige 1] .
3.4.
Door de gebeurtenissen met [de minderjarige 1] lijkt [de minderjarige 2] naar de achtergrond geraakt. Zij vertoont zelfbepalend gedrag. Daarnaast maakt zij zich zorgen over volwassenzaken, zoals de financiële situatie van haar ouders en de partnerkeuze van de moeder. Ter zitting heeft de jeugdbeschermer bovendien naar voren gebracht dat recent afscheidsbrieven van [de minderjarige 2] zijn gevonden. Ten tijde van deze vondst was [de minderjarige 2] op kamp. De kampleiding heeft met [de minderjarige 2] gesproken om haar gemoedstoestand op dat moment te beoordelen. [de minderjarige 2] heeft toen aangegeven dat de brieven van twee maanden daarvoor dateerden en dat zij zich inmiddels beter voelde. De jeugdbeschermer heeft geprobeerd ook zelf in gesprek te gaan met [de minderjarige 2] , maar daar stond zij niet voor open. Het is van belang dat er meer aandacht komt voor [de minderjarige 2] . De jeugdbeschermer zal investeren in haar band met [de minderjarige 2] en zal een vertrouwenspersoon inzetten. Opvoedondersteuning is daarnaast nodig om te waarborgen dat [de minderjarige 2] thuis de duidelijkheid, structuur en emotionele steun krijgt die zij nodig heeft. Het bovenstaande maakt dat de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 2] noodzakelijk is.

4.De beoordeling

Verzoeken I en II
4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
4.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Er zijn forse zorgen over de seksuele ontwikkeling van [de minderjarige 1] . Verder heeft hij, onder andere vanwege zijn gedragsproblematiek, LVB en ADHD, een bovengemiddelde behoefte aan structuur en regelmaat. De vader en de moeder lijken onvoldoende in staat om deze aan hem te bieden. Ook over [de minderjarige 2] bestaan ernstige zorgen. De afscheidsbrieven die zijn gevonden zijn zeer zorgwekkend. [de minderjarige 2] vertoont daarnaast zelfbepalend gedrag en heeft zorgen over volwassenzaken. Het is daarom van groot belang dat zij de juiste begeleiding en emotionele ondersteuning gaat ontvangen. Verder is nog geen sprake van contactherstel tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . [de minderjarige 1] heeft daarnaast ook beperkt contact met de vader en de moeder.
4.3.
De vader en de moeder zijn niet in staat om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen zelfstandig weg te nemen. De communicatie tussen de vader en de moeder verloopt nog steeds wisselend. Ook is het nog niet gelukt om de benodigde hulpverlening in te zetten. De moeder staat wel op de wachtlijst voor opvoedondersteuning. Het is van belang dat ook de vader gaat openstaan voor de inzet van opvoedondersteuning, zodat de kinderen zich positief kunnen gaan ontwikkelen. Daarnaast kan de inzet van een vertrouwenspersoon voor [de minderjarige 2] helpend zijn. Verder moet aandacht blijven bestaan voor het contactherstel tussen [de minderjarige 1] en zijn ouders, en tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. Gelet op de ernst van de zorgen en de hulpverlening die nodig is om deze weg te nemen is de duur van een jaar daarvoor passend en geboden.
4.4.
Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [3] [de minderjarige 1] krijgt bij [accommodatie] de duidelijkheid en voorspelbaarheid die hij vanwege zijn bovengemiddelde opvoedbehoefte nodig heeft. Hij lijkt zich thuis te voelen op de groep, maar ervaart onduidelijkheid over zijn perspectief. Het is van belang dat [de minderjarige 1] gaat begrijpen waarom hij niet thuis kan wonen. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat een gezinshuis mogelijk passend voor hem zou kunnen zijn. Totdat een dergelijke plek beschikbaar is, is het van belang dat [de minderjarige 1] bij [accommodatie] , waar hij een stabiele basis ervaart, kan blijven wonen. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] verlengen voor de duur van een jaar.
4.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot 8 september 2026;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 8 september 2026;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2025 door mr. A.P. Pereira Horta, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.W. Straatsma als griffier, en op schrift gesteld op 17 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
3.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.