ECLI:NL:RBDHA:2025:1718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL25.3602
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Gambiaanse vreemdeling in het kader van asielprocedure en de beoordeling van lichter middel

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Gambiaanse vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 24 januari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, met als doel gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft op 5 februari 2025 zijn beroep behandeld gekregen. Tijdens de zitting werd eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en was er een tolk aanwezig. Eiser betwistte de zware gronden die aan de bewaring ten grondslag lagen, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht de zware gronden 3a en 3c had aangevoerd. Eiser beschikte niet over een geldig identiteitsdocument en zijn eerdere asielaanvraag was afgewezen, wat leidde tot een terugkeerbesluit. De rechtbank concludeerde dat er een significant risico was dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigde. Eiser voerde aan dat een lichter middel mogelijk was, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat dit niet doeltreffend zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3602

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2001 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist zware gronden 3b en 3d en alle lichte gronden. Hiertoe voert hij aan dat uit de brief van 30 januari 2025 van VWN [4] blijkt dat hij in de opvang van HVO Querido in Amsterdam heeft verbleven. Hier ontving hij weekgeld en begeleiding van een NGO. Verder wordt hij actief begeleid en heeft hij een dagbesteding. Als de bewaring wordt opgeheven, kan hij hiernaar terug. De vreemdelingendienst is hiervan op de hoogte. Hoewel eiser verder op dit moment niet in het bezit is van identiteitsdocumenten, is hij met behulp van VWN bezig om deze alsnog voorhanden te krijgen.
4. Verweerder heeft op zitting de lichte grond 4c laten vallen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3a en 3c aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Eiser beschikt niet over een nationaal paspoort of ander document voor grensoverschrijding. Verder is eisers asielaanvraag op 8 november 2021 afgewezen als ongegrond. Dit besluit betreft tevens een terugkeerbesluit, zodat hieruit een plicht om Nederland te verlaten blijkt. Nu eiser Nederland nog niet heeft verlaten, heeft het terugkeerbesluit nog steeds werking. Deze gronden zijn reeds voldoende om aan te nemen dat sprake is van een significant risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Lichter middel
6. Eiser voert verder aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Zijn verblijfplaats was namelijk bekend bij de vreemdelingendienst. Daarnaast heeft hij PTSS [5] en is zijn medische situatie onvoldoende betrokken bij de oplegging van de maatregel van bewaring.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, volgt een risico op onttrekking aan het toezicht. Ook heeft verweerder hierbij mogen betrekken dat eiser meermaals met onbekende bestemming is vertrokken en hij voorafgaande aan de maatregel van bewaring niet heeft meegewerkt aan zijn vertrek naar Gambia. Verder heeft verweerder de medische omstandigheden van eiser voldoende betrokken bij de oplegging van de maatregel van bewaring. Zo heeft verweerder in de maatregel van bewaring aangegeven dat in het detentiecentrum een medische dienst beschikbaar is die hem medische zorg kan bieden. Deze medische zorg in het detentiecentrum is gelijkwaardig aan de medische hulpverlening in de vrije maatschappij. Gesteld noch gebleken is dat voornoemde zorg onvoldoende zou zijn. Daarnaast is niet gebleken dat eiser detentieongeschikt is.
Ambtshalve toets
8. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.VluchtelingenWerk Nederland.
5.Posttraumatische stressstoornis.