ECLI:NL:RBDHA:2025:17188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/09/675035 / FA RK 24-7826
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling, informatieregeling en kinderalimentatie in een familierechtelijke procedure

Op 18 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende omgang, informatieregeling en kinderalimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Erkens, verzocht om een vaststelling van de kinderalimentatie op € 146,- per maand, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. J.G. Schnoor, verweer voerde en zelf een verzoek indiende voor een lagere bijdrage en een omgangsregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man momenteel geen contact heeft met de minderjarige en dat het in het belang van het kind is dat de man eerst aan zichzelf werkt voordat er een omgangsregeling kan worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om omgang en een informatieregeling afgewezen, maar partijen hebben overeenstemming bereikt over de informatieregeling waarbij de vrouw de man vier keer per jaar per e-mail zal informeren over belangrijke zaken betreffende de minderjarige. De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 25,- per maand, te betalen op een door de vrouw aan te wijzen bankrekening, met ingang van de datum van de beschikking. De beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken op de openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7826
Zaaknummer: C/09/675035
Datum beschikking: 18 september 2025

Omgang, informatieregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 17 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek.
De minderjarige [de minderjarige] heeft in raadkamer haar mening gegeven over het verzoek.
Op 21 augustus 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de man;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De man is niet persoonlijk op de zitting verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna: [de minderjarige] .
- De vrouw oefent van rechtswege alleen het gezag uit over [de minderjarige] .
- [de minderjarige] verblijft op dit moment bij de vrouw.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt, met ingang van de datum van de beschikking, de door te man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie op € 146,- per maand te bepalen, telkens voor de eerste dag van de maand bij vooruitbetaling te voldoen, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. De man verzoekt zelfstandig:
  • het verzoek van de vrouw af te wijzen, althans de man te veroordelen om met € 25,- per maand bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , met ingang van de datum van de beschikking, althans met ingang van 1 december 2024, althans met ingang van een dusdanige datum als de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
  • aan de vrouw een informatieregeling op te leggen, inhoudende dat zij één keer per maand de man dient te informeren omtrent het welzijn van [de minderjarige] door informatie te verstrekken omtrent de school c.q. afschriften van schoolrapporten, vrijetijdsbesteding en eventuele medische informatie, alsmede het één keer per maand toezenden van een goedgelijkende foto;
  • een contactregeling tussen de man en [de minderjarige] vast te stellen van één dagdeel per veertien dagen, afwisselend de zaterdag en de zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur, althans een dusdanige regeling als de rechtbank in goede justitie meent te behoren.
De vrouw voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Omgang
Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang ontzegt.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft op dit moment geen contact met [de minderjarige] en wil graag het contact met haar herstellen. De vrouw voert verweer. Zij heeft haar verweer onder meer onderbouwd met stukken van de hulpverlening door Middin en [instelling] . Hieruit blijkt dat met behulp van hulpverlening in 2022 en 2023 is geprobeerd om uitvoering te geven aan een vaste omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] , maar dat dit niet is gelukt. De vrouw heeft zich ingezet voor de hulpverlening en de omgang tussen de man en [de minderjarige] gestimuleerd, waarvoor de rechtbank de vrouw een compliment geeft. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man kampt met persoonlijke problematiek en hij op dit moment niet stabiel is, mede als gevolg van zijn alcoholgebruik. De rechtbank overweegt dat het nu op de weg van de man ligt om de komende periode aan zichzelf te gaan werken, voordat het contact tussen de man en [de minderjarige] kan worden hersteld. In dit kader merkt de rechtbank op dat [de minderjarige] in haar gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven het verdrietig te vinden dat zij nu geen contact met haar vader heeft. Voor [de minderjarige] is evenwel van belang dat haar beide ouders beschikbaar en voorspelbaar zijn. Ten aanzien van de vader is dit momenteel niet het geval. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vaststelling van een omgangsregeling met de man niet in het belang van [de minderjarige] is. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.
Informatieregeling
Op de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de informatieregeling. Zij zijn overeengekomen dat de vrouw de man vier keer per jaar, aldus ieder kwartaal, per e-mail zal informeren over belangrijke aangelegenheden betreffende [de minderjarige] . De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen, omdat niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige] zich hiertegen verzet. Daarbij overweegt de rechtbank dat het een eenzijdige zending van informatie van de vrouw betreft en dat de man hier niet op dient te reageren. Verder merkt de rechtbank op dat partijen op de zitting met elkaar hebben afgesproken dat de advocaat van de man een e-mailadres zal doorgeven aan de advocaat van de vrouw, waar de vrouw de informatie over [de minderjarige] naar kan mailen.
Kinderalimentatie
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting heeft de vrouw haar verzoek gewijzigd, in die zin dat zij verzoekt om de door de man te betalen kinderalimentatie op een door de vrouw aan te wijzen bankrekening over te maken in plaats van rechtstreeks aan de vrouw. Gebleken is dat beide ouders op dit moment een uitkering uit hoofde van de Participatiewet ontvangen. Gelet hierop zal de rechtbank conform het Rapport alimentatienormen voor beide ouders uitgaan van een minimale draagkracht van € 25,-. De rechtbank ziet bij deze stand van zaken geen aanleiding om een behoefte- en draagkrachtberekening te maken, omdat beide ouders hun volledige draagkracht moeten aanwenden om te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] . Ten aanzien van de ingangsdatum overweegt de rechtbank dat in het algemeen geldt dat de rechter van zijn bevoegdheid tot vaststelling van de bijdrage met ingang van een datum gelegen vóór zijn uitspraak behoedzaam gebruik moet maken. De rechtbank zal de kinderalimentatie daarom vaststellen met ingang van deze beschikking.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de man, met ingang van de datum van deze beschikking, € 25,- per maand voor [de minderjarige] aan kinderalimentatie op een door de vrouw nader aan te wijzen bankrekening moet voldoen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw met ingang van heden de man vier keer per jaar, aldus ieder kwartaal, per e-mail informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
bepaalt de door de man met ingang van heden te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] op € 25,- per maand, vanaf vandaag telkens bij vooruitbetaling op een door de vrouw nader aan te wijzen bankrekening te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 18 september 2025.