ECLI:NL:RBDHA:2025:17220

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
C/09/649975 / FA RK 23-4674
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en afwijzing omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 september 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De moeder heeft verzocht om het gezamenlijk gezag over de minderjarige te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan haar toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder een verslechterde onderlinge verstandhouding tussen de ouders, waardoor de moeder ontvankelijk is in haar verzoek. De vader heeft aanvankelijk verweer gevoerd, maar uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming blijkt dat hij zich inmiddels heeft neergelegd bij de situatie en akkoord gaat met het verzoek van de moeder.

De rechtbank heeft ook de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige beoordeeld. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om op dit moment geen omgangsregeling vast te stellen. De vader kampt met ernstige psychische problemen en heeft al drie jaar geen contact gehad met de minderjarige. De Raad heeft geadviseerd om geen omgang te regelen, gezien de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige.

Daarnaast is er een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder vier keer per jaar informatie over de minderjarige aan de vader zal verstrekken. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie herzien en vastgesteld op nihil, met ingang van 1 mei 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4674
Zaaknummer: C/09/649975
Datum beschikking: 12 september 2025

Gezag, omgang, informatieregeling, kinderalimentatie

Beschikking op het op 24 mei 2023 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk.

Procedure

Bij proces-verbaal van de zitting van 1 februari 2024 van deze rechtbank is vastgelegd dat partijen ter zitting hebben aangegeven dat zij elkaar wederzijds zullen informeren over de stand van zaken, dat zij met elkaar in gesprek zullen gaan en zullen kijken naar wat mogelijk is en of zij in onderling overleg afspraken kunnen maken. Daarbij heeft de moeder aangegeven dat zij met de therapeut van de minderjarige [minderjarige] zal overleggen en aan de therapeut zal vragen wat [minderjarige] nodig heeft om het contact met de vader weer te kunnen opstarten. Ten slotte is de behandeling pro forma aangehouden tot 1 mei 2024. Afgesproken is dat de advocaten van partijen zich voor die datum zullen uitlaten over de stand van zaken en de voortgang van de procedure.
Bij beschikking van 23 juli 2024 van deze rechtbank is iedere verdere beslissing over het gezag, de zorg-/omgangsregeling en informatieregeling en de kinderalimentatie pro forma aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft nogmaals kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het rapport en advies van de Raad van 24 januari 2025, kenmerk KZ-1-5Z5C8I3.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich in raadkamer uitgelaten over de voorliggende verzoeken.
Op 1 september 2025 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam] namens de Raad.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Gezag
Op grond van artikel 1:253n, in samenhang met artikel 1:252, eerste lid en artikel 251a, eerste en derde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van (één van) de ouders het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank bepaalt vervolgens aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt. De rechtbank kan bepalen dat het gezag over een minderjarige aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan het gezag opnieuw dient te worden beoordeeld. Sinds de registratie van het gezamenlijk gezag op 23 april 2015 is er veel gebeurd en is de onderlinge verstandhouding en het contact tussen partijen door de jaren heen dermate verslechterd waardoor er op dit moment helemaal geen onderling contact is. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De moeder verzoekt te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] wordt beëindigd en dat wordt bepaald dat zij voortaan het eenhoofdig gezag krijgt. De vader heeft hiertegen in eerste instantie verweer gevoerd, maar uit het raadsrapport komt naar voren dat de vader zich er inmiddels bij neerlegt, omdat hij zijn dochter niet kent en niet eens beslissingen over zijn eigen leven kan nemen. Ook volgt uit het raadsrapport dat het volgens de vader wellicht beter is als het eenhoofdig gezag naar de moeder gaat, maar dat hij niet wil dat [minderjarige] het idee heeft dat hij haar heeft laten stikken.
Hierna heeft de vader zijn standpunt niet meer aangepast, ook niet op de zitting. Hieruit begrijpt de rechtbank dat de vader – inmiddels – akkoord gaat met wijziging van het gezag in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over [minderjarige] zal zijn belast.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder in het licht van het bovenstaande als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen, omdat ook niet is gebleken dat dit in strijd is met de belangen van [minderjarige] .
Omgang
De vader heeft oorspronkelijk verzocht om een omgangsregeling waarbij [minderjarige] eens per twee weken op zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur bij de zus van de vader verblijft om omgang met de vader te hebben.
Uit het dossier en het raadsrapport volgt dat de vader kampt met een zeer slechte psychische gesteldheid en worstelt met een alcohol-/drugsverleden en een jeugd waarin hij is mishandeld. De vader is meerdere keren opgenomen geweest in afkick- en GGZ klinieken, waardoor hij langere tijd afwezig was in het leven van [minderjarige] . De vader heeft meerdere suïcidepogingen gedaan en vindt het leven zwaar. Ten tijde van het raadsonderzoek heeft de vader de wens tot euthanasie geuit. De vader woont begeleid en volgt op dit moment intensieve therapie. De vader en [minderjarige] hebben elkaar al drie jaar niet gezien.
De Raad ziet verschillende zorgen ten aanzien van het veilig opgroeien van [minderjarige] , met name aangaande haar sociaal-emotionele ontwikkeling. [minderjarige] ervaart veel spanningen die leiden tot fysieke problemen zoals hoofd- en buikpijn, overgeven en slecht zien. [minderjarige] is sinds oktober 2024 in therapie bij [instantie] .
Uit het raadsrapport volgt dat de Raad het niet in het belang van [minderjarige] vindt dat er op dit moment (weer) omgang komt met de vader. De vader kan door zijn persoonlijke problematiek zijn vaderrol namelijk niet vervullen.
Ondanks dat de Raad van mening is dat omgang met de vader op dit moment niet in haar belang is, is de Raad wel van mening dat het belangrijk is dat [minderjarige] zich een eigen beeld van de vader kan vormen. Hiervoor is verschillende hulpverlening voor haar geadviseerd (Words en Pictures traject, KOPP Training en voortzetting van de huidige therapie bij [instantie] ). Door deze trajecten kan [minderjarige] haar ontstaansgeschiedenis en haar vader beter leren kennen. Mogelijk wekt dit levensverhaal haar nieuwsgierigheid op en eventueel ook haar wens tot contact met de vader. Volgens de Raad moet het proces en het tempo van [minderjarige] leidend zijn in dit geheel en zal het opleggen van een omgangsregeling bij [minderjarige] weerstand oproepen, wat contraproductief is.
Op de zitting heeft de vader aangegeven dat het – als gevolg van zijn therapie en dagbesteding – beter met hem gaat en dat hij geen wens tot euthanasie meer heeft. De vader wil met behulp van professionals het contact met [minderjarige] weer langzaam opstarten, zodat zij opnieuw een band kunnen opbouwen. De vader kan op die manier ook vragen van [minderjarige] beantwoorden.
[minderjarige] heeft zowel bij de Raad als tijdens het kindgesprek met de kinderrechter aangegeven géén contact met de vader aan te kunnen of te willen. Ook de moeder heeft haar zorgen geuit over de gevolgen als [minderjarige] weer contact met de vader zou (moeten) krijgen, gelet op de enorme spanningen die dit bij [minderjarige] oproept.
Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] niet in haar belang is. Op korte termijn gaat [minderjarige] (onder begeleiding van [instantie] ) starten met haar levensverhaal. Het is van belang dat [minderjarige] tijd en rust krijgt, waardoor haar spanningsklachten verdwijnen en er een voedingsbodem kan ontstaan voor een intrinsieke nieuwsgierigheid naar haar vader.
De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
Informatieregeling
Op de zitting heeft de moeder zich bereid verklaard om via e-mail informatie over [minderjarige] aan de vader te verschaffen, zodat de rechtbank dat in deze beschikking zal vastleggen.
De rechtbank is van oordeel dat in redelijkheid van de moeder kan worden gevraagd om vier keer per jaar (ieder kwartaal) de vader over [minderjarige] te informeren. Voor zover de vader heeft verzocht om vaker te worden geïnformeerd, wordt dat verzoek dus afgewezen.
Kinderalimentatie
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 augustus 2021 is de kinderalimentatie
vastgesteld op een bedrag van € 200,- per maand.
Partijen zijn het erover eens dat de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van 1 mei 2023 op nihil wordt gesteld, zodat de rechtbank dat in deze beschikking zal vastleggen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
16 augustus 2021 en de registratie van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister op
23 april 2015 –:
bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarige:
-[minderjarige]
,geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat de moeder met ingang van de datum van deze beschikking de vader vier maal per jaar schriftelijk (via e-mail) informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige [minderjarige] en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en een goed gelijkende recente kleurenfoto van [minderjarige] ;
bepaalt de door de vader te betalen alimentatie ten behoeve van de minderjarige [minderjarige] met ingang van 1 mei 2023 op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2025.