ECLI:NL:RBDHA:2025:17237

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
NL25.42183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Italiaanse burger in het kader van vreemdelingenrecht en terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Italiaanse burger, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De minister heeft deze maatregel opgelegd omdat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. De rechtbank heeft de zaak schriftelijk behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser op 8 september 2025 de gronden van het beroep heeft ingediend en de minister op 10 september 2025 heeft gereageerd. Het onderzoek is op 12 september 2025 gesloten.

Eiser stelt van Italiaanse nationaliteit te zijn en heeft aangevoerd dat hij als EU-burger recht heeft op vrij verkeer binnen de EU. Hij betwist de rechtsgeldigheid van het op 19 maart 2025 uitgevaardigde terugkeerbesluit en stelt dat de minister niet voortvarend handelt. De rechtbank overweegt dat eiser geen bewijs heeft overgelegd van zijn Italiaanse nationaliteit, waardoor de minister niet verplicht is om aan te nemen dat eiser rechtmatig verblijf heeft in Nederland. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel van bewaring voldoende zijn en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.42183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M. Smeulders).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 8 september 2025 de gronden van het beroep ingediend. De minister heeft op 10 september 2025 gereageerd. De rechtbank heeft op 12 september 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Italiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997.
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister onder meer toegelicht dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat hij als EU-burger het recht heeft om zich binnen de Europese Unie vrij te bewegen. Daarom moet een belangenafweging worden gemaakt. Tegen eiser is nooit een inreisverbod uitgevaardigd en eiser is nooit de toegang tot Nederland geweigerd. Verder voert eiser aan dat het op 19 maart 2025 uitgevaardigde terugkeerbesluit niet rechtsgeldig is. Dat eiser niet heeft voldaan aan de plicht zijn identiteitsbewijs te vertonen, is geen reden om hem in bewaring te stellen. Ook voert eiser aan dat de minister niet voortvarend handelt, omdat de minister de Italiaanse autoriteiten kan bevragen over eisers identiteit. Eiser is bereid vrijwillig te vertrekken naar Italië.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
5. De minister hoeft eiser niet te volgen in zijn stelling dat hij een EU-burger is, omdat eiser geen stukken heeft overgelegd die zijn nationaliteit onderbouwen. De minister hoeft daarom tot op heden er niet van uit te gaan dat eiser (als EU-burger) rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Bovendien is tegen eiser op 19 maart 2025 een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waaruit volgt dat hij (momenteel) niet rechtmatig in Nederland verblijft. Het is de rechtbank niet gebleken dat de in artikel 5 van richtlijn 2008/115 [1] genoemde belangen aan de verwijdering van eiser in de weg staan. De rechtbank gaat daarom in beginsel uit van een rechtsgeldig terugkeerbesluit. Het is aan eiser om de rechtsgeldigheid van het terugkeerbesluit in de daarvoor bestemde procedure aan te vechten.
6. De rechtbank stelt vast dat de gronden 3b., 4c. en 4d. waar de maatregel van bewaring mede op rust, niet zijn bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze zware en lichte gronden en de daarbij gegeven motivering in onderlinge samenhang bezien voldoende om aan te nemen dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en deze gronden kunnen de maatregel dan ook dragen. De enkele stelling van eiser dat hij bereidt is vrijwillig te vertrekken naar Italië is onvoldoende om te oordelen dat het risico van onttrekking aan het toezicht niet (meer) bestaat. Bovendien voldoet eiser daarmee niet aan de op 19 maart 2025 opgelegde vertrekplicht.
7. De beroepsgrond over voortvarend handelen slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. De minister heeft op 25 augustus 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd en heeft op 29 augustus 2025 de Italiaanse autoriteiten verzocht om te bevestigen of eiser de Italiaanse nationaliteit heeft. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting werkt.
8. Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.