Op 18 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker was het niet eens met dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep dat door de verzoeker was ingesteld. Deze uitspraak, geregistreerd onder zaaknummer NL25.35384, maakte de voorlopige voorziening overbodig. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.