ECLI:NL:RBDHA:2025:17285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
NL25.40103 en NL25.40104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag van een alleenstaande minderjarige vreemdeling

Deze uitspraak betreft de asielaanvraag van eiser, een alleenstaande minderjarige vreemdeling, die niet in behandeling is genomen door verweerder. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van verweerder niet in stand kan blijven, omdat het onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft de door eiser overgelegde geboorteakte niet betrokken in zijn beoordeling, wat een zorgvuldigheidsgebrek oplevert. De rechtbank concludeert dat er twijfel bestaat over de leeftijd van eiser, die aanvankelijk meerderjarig verklaarde, maar later een andere geboortedatum heeft opgegeven die zijn minderjarigheid zou kunnen onderbouwen. De rechtbank benadrukt dat als er twijfels zijn over de minderjarigheid van een vreemdeling, de presumptie van minderjarigheid geldt. Verweerder had nader onderzoek moeten doen naar de leeftijd van eiser, wat hij ten onrechte heeft nagelaten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.40103 (beroep) en NL25.40104 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser,V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. C. Chen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het besluit van verweerder niet in stand kan blijven. Verweerder heeft het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Verweerder had de door eiser overgelegde geboorteakte moeten betrekken in de beoordeling in het bestreden besluit. De rechtbank concludeert op basis van de door eiser overgelegde stukken en de omstandigheden dat bij eiser een AMV-gehoor is afgenomen, dat hij onder toezicht van Nidos is geplaatst en dat hij in een asielzoekerscentrum voor minderjarigen is geplaatst, dat er twijfel bestaat over de leeftijd van eiser. Dat eiser in eerste instantie zelf heeft verklaard meerderjarig te zijn, doet er niet aan af dat die twijfel ook op een later moment kan ontstaan. Als er twijfels zijn over de minderjarigheid van een vreemdeling, geldt als vertrekpunt de presumptie van minderjarigheid. Verweerder had daarom nader onderzoek moeten doen naar de leeftijd van eiser. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten, en daarmee niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij wel uitgaat van de meerderjarigheid van eiser. Het beroep is reeds hierom gegrond.
1.2.
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Daarnaast beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 augustus 2025 niet in behandeling genomen omdat hij Duitsland daarvoor verantwoordelijk acht.
2.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 3 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, Z. Hamawandi als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank bij haar beoordeling?
3. Uit het Eurodac-systeem is gebleken dat eiser op 19 februari 2025 op illegale wijze het Dublin grondgebied binnen is gereisd via Italië. Ook is gebleken dat eiser op 25 februari 2025 in Duitsland, op 1 maart 2025 in Nederland en op 23 maart 2025 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend.
3.1.
Eiser heeft op 1 maart 2025 bij het indienen van zijn asielaanvraag doorgegeven dat hij is geboren op [datum] 2005 en dat hij de Syrische nationaliteit heeft. Eiser heeft op 5 april 2025 een nieuwe asielaanvraag ingediend, waarbij hij een andere geboortedatum heeft doorgegeven, namelijk [datum] 2008. Als eiser de geboortedatum heeft die hij heeft opgegeven bij zijn tweede asielaanvraag, dan zou dit betekenen dat hij minderjarig is.
3.2.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening [1] . Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat hij stelt dat op grond van de Dublinverordening Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Op 25 maart 2025 heeft verweerder een verzoek om terugname verstuurd naar Duitsland. Dat verzoek hebben de Duitse autoriteiten op 31 maart 2025 geaccepteerd.
3.3.
Op grond van artikel 8, vierde lid, van de Dublinverordening wordt de lidstaat waar de alleenstaande minderjarige vreemdeling haar verzoek om internationale bescherming heeft ingediend de verantwoordelijke lidstaat, mits dit in belang is van de minderjarige.
In het arrest M.A. [2] heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie hierbij toegelicht dat alleenstaande minderjarigen vreemdelingen bijzonder kwetsbare personen zijn, en dat daarom de procedure tot vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat niet langer moet duren dan strikt noodzakelijk, hetgeen impliceert dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen in beginsel niet aan een andere lidstaat worden overgedragen.
Had verweerder nader onderzoek moeten doen naar de leeftijd van eiser?
4.
Eiser voert aan dat verweerder had moeten aannemen dat eiser minderjarig is. Verweerder had meer onderzoek had moeten doen naar de (minderjarige) leeftijd van eiser, en daarom is er sprake van een onzorgvuldig en onvolledig gemotiveerd besluit. Eiser is bereid om mee te werken aan een leeftijdsonderzoek. Hij heeft via Nidos een origineel document – een inschrijving in het bevolkingsregister – overgelegd, waarmee zijn minderjarigheid wordt onderbouwd. Daarnaast heeft eiser een kopie van de geboorteakte meegestuurd. Hij heeft het origineel ook in zijn bezit. Verweerder heeft in zijn besluit verwezen naar paragraaf C1/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), en gesteld dat, omdat er geen pasfoto op de geboorteakte zit, de geboorteakte geen authentiek document is en dat daarom met de geboorteakte van eiser zijn minderjarigheid niet onderbouwd kan worden. Eiser voert aan dat verweerder hierbij ten onrechte de toets van C1/4.2.2.2 van de Vc niet heeft uitgevoerd. Hierin is namelijk bepaald dat als er geen sprake is van een authentiek identiteitsdocument, verweerder in dat geval de verklaringen van de vreemdeling, andere overgelegde documenten en of de verklaringen van de vreemdeling passen in al datgene wat bekend is over de situatie in het land van herkomst, meeweegt. De gegevens die op de geboorteakte en op het uittreksel van de burgerlijke stand staan, komen wel overeen met de verklaringen van eiser. In beroep heeft eiser meer stukken overgelegd om zijn identiteit te onderbouwen: zo heeft hij een kopie van een uittreksel voorzien van een pasfoto van eiser en een andere geboorteverklaring overgelegd. Hij heeft ook een kopie van zijn Syrische paspoort overgelegd. Het origineel kan hij niet overleggen, want dat is afgepakt in Libië. Op al die documenten staat [datum] 2008 als zijn geboortedatum vermeld. Eiser voert ook aan dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om het rapport van Bureau Documenten te weerleggen, nu hij daarvoor een contra-expertise zal moeten laten verrichten.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zijn minderjarigheid niet heeft onderbouwd, omdat eiser geen authentieke, identificerende stukken heeft overgelegd waaruit dat blijkt. Ter zitting heeft verweerder het volgende desgevraagd toegelicht. Verweerder is uitgegaan van de geboortedatum van [datum] 2005 omdat dit de geboortedatum is die eiser bij zijn eerste asielaanvraag heeft opgegeven. Verweerder gaat niet uit van de geboortedatum van [datum] 2008, omdat verweerder de tweede asielaanvraag niet rechtsgeldig vindt. Om deze reden heeft verweerder ook geen leeftijdsschouw gedaan en geen onderzoek gedaan naar de geboortedatum die eiser bij zijn aanvraag in Duitsland heeft opgegeven ( [datum] 2005). Nu eiser zelf bij zijn eerste asielaanvraag een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven, is het aan hem om met bewijs aan te tonen dat dit onjuist is. Dat er wel een AMV [3] -gehoor is afgenomen naar aanleiding van zijn tweede asielaanvraag, is ten overvloede gedaan. De in beroep overgelegde documenten zijn kopieën en vormen geen aanleiding tot nader onderzoek.
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder naar aanleiding van zijn tweede asielaanvraag waarin hij stelt minderjarig te zijn, geen nader onderzoek heeft gedaan naar de leeftijd van eiser. Er is toen wel een AMV-gehoor afgenomen, maar daarin is niet aan eiser gevraagd waarom hij bij zijn tweede asielaanvraag een andere geboortedatum heeft opgegeven dan bij zijn eerste asielaanvraag. Er heeft geen leeftijdsschouw plaatsgevonden. Ook tijdens het aanmeldgehoor, afgenomen in het kader van zijn eerste asielaanvraag, heeft verweerder niet gevraagd naar het opgeven van een minderjarige leeftijd. Dit terwijl deze andere geboortedatum ( [datum] 2008) in het verslag van het aanmeldgehoor is opgenomen en eiser in dat gehoor heeft verklaard [4] dat hij bewijs heeft om de gestelde geboortedatum van [datum] 2008 te onderbouwen. Verder staat vast dat eiser onder toezicht van Nidos is geplaatst en dat hij verblijft in een asielzoekerscentrum voor minderjarigen. Ten tijde van de zitting was hiervan ook nog steeds sprake.
6.1.
Ook staat vast dat eiser in de besluitvormingsfase een uittreksel van de burgerlijke stand en een geboorteakte heeft overgelegd. Het uittreksel van de burgerlijke stand is door Bureau Documenten onderzocht. Uit het onderzoeksrapport is gebleken dat dit document met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven. Ook is uit het onderzoeksrapport gebleken dat de legalisatie van het Ministerie van Buitenlandse zaken van Syrië vals is. Hierom kan het volgens verweerder geen onderbouwing zijn van de minderjarigheid van eiser. De geboorteakte heeft verweerder niet betrokken in het bestreden besluit. Verweerder heeft ter zitting erkend dat – gelet op wat is bepaald in C1/4.2.2.2 van de Vc – dit ten onrechte niet is gedaan. Verweerder heeft verzocht dit gebrek te herstellen met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Volgens verweerder kan de minderjarige leeftijd van eiser namelijk niet worden onderbouwd door middel van de geboorteakte, omdat het niet kan afdoen aan de resultaten van het onderzoek van Bureau Documenten.
6.2.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat eiser in beroep ook nog een aantal documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn leeftijd: hij heeft een kopie van een uittreksel van de burgerlijke stand met pasfoto, een kopie van een andere geboorteverklaring en een kopie van zijn Syrische paspoort overgelegd.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het arrest Darboe en Camara t. Italië [5] volgt dat als er twijfel is over de minderjarigheid van de vreemdeling, als vertrekpunt de presumptie van minderjarigheid geldt, om de rechten van het kind effectief te beschermen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 2024 [6] , overweegt de rechtbank dat het in beginsel aan eiser is om zijn identiteit, waaronder zijn geboortedatum, aannemelijk te maken. De bewijslast ligt op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bij hem. Omdat asielzoekers als eiser zich vaak in een moeilijke bewijspositie bevinden, omdat zij bijvoorbeeld hun identiteitsdocumenten niet hebben meegenomen of deze onderweg zijn kwijtgeraakt, moet verweerder hen op grond van de samenwerkingsplicht in de bewijslast tegemoetkomen. Als verweerder twijfels heeft over de minderjarigheid, geldt als vertrekpunt de presumptie van minderjarigheid. Verweerder moet de vreemdeling dus als minderjarige behandelen. Als verweerder een leeftijdsregistratie uit een andere lidstaat aantreft, waaruit volgt dat de vreemdeling meerderjarig is, dan mag hij die bij het beoordelen van diens leeftijd betrekken en daaraan gewicht toekennen. Maar hij zal dan steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Daarbij zal hij zo mogelijk moeten toelichten waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Als een leeftijdsregistratie is gebaseerd op een brondocument of een medisch leeftijdsonderzoek, dan zal hij hierover navraag moeten doen bij de desbetreffende lidstaat en nader moeten toelichten waarom hij daaraan al dan niet een bepaalde waarde hecht. Verweerder zal steeds alle feiten en omstandigheden en overgelegde bewijsmiddelen moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van eiser.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder, in het licht van voornoemde uitgangspunten, zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser meerderjarig is. Eiser heeft onder meer een geboorteakte overgelegd die zijn minderjarigheid (in combinatie met zijn eigen verklaringen) zou kunnen onderbouwen. Verweerder heeft dit document ten onrechte niet betrokken bij de beoordeling in het bestreden besluit en heeft erkend dat dit een zorgvuldigheidsgebrek is. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit gebrek te passeren. De enkele stelling van verweerder ter zitting dat de geboorteakte niet aan de conclusie van Bureau Documenten over de inschrijving in het bevolkingsregister kan afdoen, vindt de rechtbank ontoereikend. Daarbij komt dat eiser in beroep nog meer documenten heeft overgelegd die zijn minderjarigheid zouden kunnen onderbouwen. De enkele stelling ter zitting dat het om kopieën gaat en dat er geen aanleiding is voor verder onderzoek, acht de rechtbank in het kader van de samenwerkingsplicht die op verweerder rust onvoldoende.
7.2.
Daarnaast kan de rechtbank verweerders standpunt, dat er geen twijfel bestaat over eisers leeftijd, niet volgen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verweerder een AMV-gehoor heeft afgenomen, er toezicht voor eiser is geregeld bij Nidos en dat eiser is geplaatst in een asielzoekerscentrum voor minderjarigen. Die omstandigheden stroken niet met verweerders standpunt dat er geen twijfel bestond over eisers leeftijd. Verweerder heeft eiser immers (deels) als minderjarige behandeld. Het standpunt van verweerder ter zitting, dat het AMV-gehoor ten overvloede is afgenomen omdat de tweede asielaanvraag niet rechtsgeldig is, is in het bestreden besluit niet opgenomen en volgt de rechtbank zonder nadere motivering dan ook niet.
7.3.
Volgens de rechtbank is er sprake van twijfel over de minderjarigheid van eiser. Het had daarom op de weg van verweerder gelegen om nader onderzoek te doen, bijvoorbeeld door contact op te nemen met de Duitse autoriteiten over de leeftijdsregistratie van eiser in Duitsland of een leeftijdsschouw bij eiser te laten uitvoeren. Hoewel uit WI 2025/1 volgt dat een leeftijdsschouw over het algemeen bij binnenkomst wordt uitgevoerd, als de alleenstaande minderjarige vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid niet kan aantonen met bewijsmiddelen, ziet de rechtbank geen reden waarom dat niet alsnog op een later tijdstip in deze procedure had kunnen plaatsvinden. Het standpunt van verweerder dat hij zich hiertoe niet verplicht heeft geacht omdat eiser niet bij aankomst in Nederland heeft verklaard minderjarig te zijn, doet niet af aan het feit dat verweerder dit op een later moment ook zou kunnen doen als er twijfel ontstaat. Naar het oordeel van de rechtbank is niet uitgesloten dat op een later moment dan de aankomst in Nederland ook twijfel over de leeftijd van een vreemdeling kan ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zijn standpunt, waarom hij uitgaat van de meerderjarigheid van eiser, niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
7.4.
Tot slot wil de rechtbank – in het kader van zorgvuldigheid – ook nog wijzen op een ander punt. Verweerder heeft het rapport van het onderzoek van Bureau Documenten pas op 22 augustus 2025 met het bestreden besluit meegestuurd. Mede gelet op het feit dat het beroep anderhalve week later al op zitting werd gepland in verband met het verstrijken van de overdrachtstermijn op 30 september 2025, was het voor eiser vrijwel onmogelijk om binnen dit tijdsbestek het rapport te weerleggen door middel van het laten uitvoeren van een contra-expertise. Het standpunt van verweerder dat het op de weg van eiser had gelegen om een contra-expertise uit te laten voeren als hij het niet eens is met het rapport van Bureau Documenten, volgt de rechtbank in dit verband dan ook niet.
7.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, komt het bestreden besluit vanwege zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken in aanmerking voor vernietiging en is het beroep al om die reden gegrond. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van wat verder door eiser in beroep is aangevoerd.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Verweerder heeft het besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zelf in de zaak te voorzien of een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder dient alsnog een onderzoek te verrichten naar de leeftijd van eiser.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
10. Nu de rechtbank met deze uitspraak op het beroep heeft beslist, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
11. Omdat beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.721,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift en een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 22 augustus 2025;
- draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.J. van Beek, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.W. Robijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Arrest M.A. van 6 juni 2013, ECLI:EU:C:2013:367.
3.Alleenstaande Minderjarige Vreemdeling.
4.Verslag gehoor aanmeldfase, p. 5.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 21 juli 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUD000579717 (
6.De Afdeling, 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.