ECLI:NL:RBDHA:2025:173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL24.40690
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op hun bezwaarschrift. De eisers, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, hadden op 20 september 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de minister was afgewezen. Vervolgens hebben zij op 7 oktober 2023 een bezwaarschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op dit bezwaarschrift, aangezien de wettelijke beslistermijn was verstreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat de minister in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twaalf weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40690

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],

tezamen: eisers,
(gemachtigde: mr. U.H. Hansma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. Bij besluit van 20 september 2023 heeft de minister de aanvraag van eisers om een machtiging tot voorlopig verblijf afgewezen.
2. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van 7 oktober 2023.
3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

4. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
5. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
6. Het bezwaarschrift is ingediend op 7 oktober 2023. De minister moet uiterlijk binnen negentien weken beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eisers hebben de minister op 2 september 2024, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
7. Het beroep is daarom gegrond.
8. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De minister geeft in haar verweerschrift van
29 november 2024 aan dat het bezwaarschrift van eisers inmiddels is toegewezen aan een behandelaar. Daarbij geeft de minister aan dat zij voornemens is de referent uit te nodigen voor een hoorzitting. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de minister. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minister binnen twaalf weken na dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar van eisers.
9. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, de minister binnen twaalf weken een besluit op het bezwaar van eisers moet nemen en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de minister verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast.
11. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5
).Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
T.H. Bos, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.