ECLI:NL:RBDHA:2025:17324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navordering inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen na aangifte met buitenlandse inkomsten
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de navordering van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018. Eiseres, die als binnenlands belastingplichtige aangifte had gedaan, had buitenlandse inkomsten uit tegenwoordige arbeid. De Belastingdienst had de aangifte geautomatiseerd goedgekeurd, maar later, op basis van nieuwe informatie van de aangifte voor 2019, een navorderingsaanslag opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur bevoegd was tot navordering, omdat er sprake was van een nieuw feit dat niet bekend was ten tijde van de primitieve aanslag. De rechtbank overwoog dat de inspecteur niet tot nader onderzoek gehouden was, ondanks een risicosignaal van het geautomatiseerde systeem. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, omdat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de mogelijkheid dat eiseres haar dienstbetrekking in Malta uitoefende niet onwaarschijnlijk was. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder navordering kan plaatsvinden en de rol van de inspecteur bij het beoordelen van aangiften met buitenlandse inkomsten.