ECLI:NL:RBDHA:2025:17326

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
C/09/689256 / JE RK 25-1341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen na echtscheiding van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 9 september 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen te verlengen. De ouders van de kinderen zijn gescheiden en de moeder heeft het eenhoofdig gezag over de jongste minderjarige. De kinderrechter heeft de procedure en de ingediende stukken beoordeeld, waaronder rapporten van de Raad voor de kinderbescherming en correspondentie van de advocaten van beide ouders. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de ouders en hun advocaten aanwezig geweest, evenals een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de mening van de minderjarigen gevraagd, maar zij gaven geen mening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/689256 / JE RK 25-1341
Datum uitspraak: 9 september 2025
Beschikking van de kinderrechter
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.P.J Brouwers uit Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.M. Molkenboer uit Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 29 juli 2025 middels een verwijzingsbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van dezelfde datum;
  • de brief van de advocaat van de vader, ontvangen op 8 augustus 2025;
  • de brief van de advocaat van de vader met bijlagen, ontvangen op 27 augustus 2025;
  • het rapport van de Raad voor de kinderbescherming van 1 augustus 2023, ontvangen van de gecertificeerde instelling op 29 augustus 2025;
  • het verweerschrift van de advocaat van de moeder met bijlage, ontvangen op 4 september 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling, via digitale verbinding.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] , en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] , en [minderjarige 2] hebben geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.3.
[minderjarige 4] is na de echtscheiding geboren. [minderjarige 4] is erkend door de
vader.
2.4.
De moeder is belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 4] .
2.5.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wonen bij hun moeder.
2.6.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 september 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengd tot 11 september 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De ondertoezichtstelling van de kinderen is op 11 september 2023 uitgesproken omdat er op basis van de uitspraken van de moeder grote zorgen waren over de veiligheid van zowel de kinderen als van de moeder. De moeder heeft twee jaar lang aangegeven dat er sprake was van een hoge mate van gevaar rondom het contact met de vader en er waren zorgen over eerwraak en ontvoering van de kinderen. De moeder en de kinderen hebben door dit gevaar ook in een vrouwenopvang verbleven. De moeder geeft echter sinds april 2025 aan weer open te staan voor contact tussen de kinderen en de vader. De moeder en de vader hebben in deze periode een gesprek gehad in het bijzijn van de gecertificeerde instelling en de politie, waarna de moeder haar kijk op de onveiligheid vanuit de vader volledig is veranderd. Doordat de zorgen die de moeder heeft geuit over de onveiligheid van haar en van de kinderen voorheen zodanig groot waren en haar houding hier tegenover nu zo is veranderd, heeft de gecertificeerde instelling zorgen over wat tot deze ommekeer heeft geleid. Hier is geen zicht op en de gecertificeerde instelling heeft zorgen dat de vadert wellicht druk uitoefent op de moeder om haar hiertoe te bewegen. Ook de houding van de moeder jegens de gecertificeerde instelling is in de afgelopen maanden veranderd. De moeder wil nu dat de omgang tussen de kinderen en de vader zo snel mogelijk van de grond komt, terwijl zij zich ervoor tegen verzette. De gecertificeerde instelling staat niet achter de omgangsregeling die door de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2025 is vastgesteld. De kinderen hebben de vader twee jaar lang niet gezien, en het is in hun belang dat de omgang langzaam wordt opgebouwd en wordt gemonitord. Hiernaast zijn er zorgen over het thuisonderwijs dat de ouders willen geven aan [minderjarige 1] . Er zijn zorgen dat [minderjarige 1] hierdoor wellicht geïsoleerd zal raken. Ook mocht [minderjarige 1] eerder niet mee met een schoolkamp omdat de insteek van dit kamp niet islamitisch genoeg was, en de zorg bestaat dat [minderjarige 1] door het thuisonderwijs niet voldoende zal meekrijgen van de Nederlandse cultuur. De gecertificeerde instelling is van mening dat hier zicht op moet worden gehouden. Hoewel zowel de politie als de gecertificeerde instelling geen zorgen meer hebben over eerwraak of ontvoering vanuit de vader van de kinderen, moet de ondertoezichtstelling toch verlengd worden zodat een jeugdbeschermer betrokken kan blijven om zicht te krijgen op wat de omslag van de moeder in haar kijk op het contact tussen de vader en de kinderen bij hen teweeg zal brengen en waar deze omslag vandaan komt. Ook moet de gecertificeerde instelling de omgang tussen de vader en de kinderen monitoren en moet er zicht komen op de invulling van het thuisonderwijs van [minderjarige 1] .

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder verweer gevoerd tegen het verzoek. Er is geen sprake van druk vanuit de vader op de moeder over haar kijk om de omgang tussen de kinderen en de vader. De moeder zag dat haar kinderen leden onder het ontbreken van contact met de vader en dat zij hem misten. De moeder en de vader hebben hiernaast in april 2025 een groot overleg gehad in het bijzijn van de politie en de gecertificeerde instelling. De ouders hebben een goed gesprek gehad, op basis waarvan, en op grond van het feit dat de vader de moeder en de kinderen twee jaar lang niet heeft opgezocht, de moeder haar angsten in het belang van de kinderen opzij heeft kunnen zetten en het vertrouwen in haar eigen veiligheid en dat van de kinderen heeft hervonden. De politie ziet op basis van de afgelopen twee jaar geen signalen van eerwraak en geeft aan dat het risico op eergerelateerd geweld klein lijkt. Door de politie wordt ook ingeschat dat de directe veiligheid van de kinderen niet in het geding is. Ondanks herhaaldelijke verzoeken van moeder aan de gecertificeerde instelling kwam er geen duidelijk plan tot contactherstel tussen vader en de kinderen. De gecertificeerde instelling heeft, ondanks duidelijke aansporing van de meervoudige kamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, niet voortvarend gehandeld. Hiernaast geeft de gecertificeerde instelling aan niet achter de door de rechtbank Zeeland-West-Brabant vastgestelde zorg- en contactregeling te staan en de omgang tussen de vader en de kinderen te willen blijven monitoren, maar heeft zij tot nu toe geen moeite gedaan contact op te nemen met de moeder of de vader over het verloop van de omgangsmomenten. Hiernaast vindt de moeder het onbegrijpelijk dat de gecertificeerde instelling nu ter zitting zorgen uit over het thuisonderwijs voor [minderjarige 1] , terwijl hierover al uitvoerig overleg is geweest met de gecertificeerde instelling en met Leerplicht. In deze overleggen zijn geen zorgen geuit. De moeder is door de gang van zaken haar vertrouwen in de gecertificeerde instelling verloren. Er is tot op heden onvoldoende uitvoering gegeven aan de ondertoezichtstelling en deze is niet langer noodzakelijk. Aan alle opgestelde doelen is gewerkt en deze zijn behaald. Het verzoek dient te worden afgewezen.
4.2.
Er is door en namens de vader verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader heeft nu twee keer conform de beschikking van de rechtbank Breda omgang gehad met de kinderen en dit is erg goed verlopen. De gecertificeerde instelling heeft niet voortvarend genoeg gehandeld met het laten plaatsvinden van de omgang tussen de vader en de kinderen. Het is de ouders vervolgens zelfstanding gelukt om in goed overleg een zorg- en contactregeling op te stellen. Er is geen sprake van onveiligheid van de vader naar de moeder of naar de kinderen. Ook is er geen sprake van isolatie van [minderjarige 1] wanneer zij thuisonderwijs zal krijgen, en zijn hierover tot nu toe geen zorgen geuit. De gecertificeerde instelling heeft geen concreet plan voor wat moet gebeuren wanneer de ondertoezichtstelling wordt verlengd en geeft alleen aan te willen blijven monitoren. Zij heeft echter tot nu toe niet proactief gehandeld, geen initiatief genomen om te onderzoeken hoe de omgang is verlopen, en zij geeft aan niet achter de zorg- en contactregeling te staan. Hiernaast geeft de gecertificeerde instelling een verkeerde weergave van hetgeen besproken en afgesproken is. Er is geen vertrouwen meer in de samenwerking met de gecertificeerde instelling en er is gebleken dat haar betrokkenheid averechts werkt. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is niet wenselijk en dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Uit hetgeen in de stukken en op de zitting naar voren is gebracht is gebleken dat er niet langer sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen. De grootste zorgen waren gelegen in mogelijke onveiligheid van de vader naar de kinderen en naar de moeder. Zowel de ouders als de politie en de gecertificeerde instelling hebben echter aangegeven dat er geen sprake meer is van deze onveiligheid. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven nog zorgen te hebben over de omslag van de moeder met betrekking tot haar zienswijze over de veiligheid van de kinderen en hun omgang met de vader, maar de gecertificeerde instelling heeft deze zorgen naar het oordeel van de kinderrechter niet voldoende kunnen onderbouwen. Er lijkt hier eerder sprake te zijn van een veronderstelling van de gecertificeerde instelling, dan van een conclusie op basis van hetgeen zich in de afgelopen maanden tussen de ouders heeft afgespeeld. Hoewel de ouders in het bijzijn van de politie en de gecertificeerde instelling in april 2025 een verhelderend gesprek hebben gevoerd dat de moeder een gevoel van vertrouwen en rust heeft gegeven, en zij gezamenlijk hebben aangegeven dat de kinderen de vader missen en alle partijen graag zouden zien dat het contact en de omgang zou worden hersteld, heeft de gecertificeerde instelling niet voortvarend hierin gehandeld. Het is hierbij knap van de ouders dat zij samen tot een zorg- en contactregeling zijn gekomen, die vervolgens bij beschikking van 22 augustus 2025 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is bekrachtigd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant overwoog hier al dat niet langer is gebleken van veiligheidsrisico’s voor de kinderen, zodanig dat deze in de weg staan aan contact tussen de vader en de kinderen. Aangezien de kinderen de vader twee jaar niet hebben gezien, begrijpt de kinderrechter de wens van de gecertificeerde instelling om deze omgang en het effect van hiervan op de kinderen te monitoren. De kinderrechter overweegt evenwel dat uit het feit dat de gecertificeerde instelling tot op heden geen navraag heeft gedaan over het verloop van de eerste omgangsmomenten, blijkt dat de noodzaak voor hen tot het monitoren niet zodanig groot is dat dit hun verdere betrokkenheid bij het gezin rechtvaardigt. De kinderrechter heeft verder het vertrouwen dat de ouders het belang van de kinderen met betrekking tot herstel van het contact met de vader centraal zullen blijven stellen en hun tempo hierin leidend zal laten blijven. De kinderrechter overweegt tevens dat de zorgen over het thuisonderwijs van [minderjarige 1] , die pas op de zitting naar voren zijn gebracht, onvoldoende zijn onderbouwd. Hiernaast zijn deze zorgen voldoende ondervangen door de betrokkenheid van Leerplicht in het regelen van het thuisonderwijs. Gelet op het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer op dit moment niet wenselijk of noodzakelijk is. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2025 door mr. N.B. Haverhoek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 17 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.