ECLI:NL:RBDHA:2025:17371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
09/149536-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde opzetverkrachting met gevangenisstraf

Op 22 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde opzetverkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 30 januari 2025 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte seksuele handelingen heeft verricht met het slachtoffer, terwijl deze in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde door alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de wil van het slachtoffer heeft genegeerd, ondanks haar duidelijke verbale en fysieke pogingen om de handelingen te stoppen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en DNA-analyses, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 48 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/149536-25
Datum uitspraak: 22 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 8 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Briejer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. L. Windhorst naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te 's-Gravenhage met een persoon, te weten
[slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen op de wang van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/ofhouden en/of bewegen van zijn penis in de mond en/of
zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het brengen/ duwen en/ofhouden en/of bewegen van zijn penis in de vagina en/of
anus van die [slachtoffer]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd
door dwang, geweld en/of bedreiging, door
- het (achter)hoofd van die [slachtoffer] vast te houden en/of in de richting van zijn,
verdachtes, penis te brengen/duwen en/of
- (daarbij) de wang/het gezicht van die [slachtoffer] met zijn hand te ondersteunen
en/of
- de string en/of joggingbroek van die [slachtoffer] over haar billen naar beneden te
trekken en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) in buikligging te draaien/leggen en/of
- het (herhaaldelijk) door te gaan met voornoemde seksuele handelingen, terwijl die
[slachtoffer]
* (herhaaldelijk) zegt: "nee" en/of "ga je weggaan" en/of "wil je weggaan" en/of
"niet doen" en/of "oe stop", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
* haar hoofd wegdraait en/of
* haar arm uitstrekt in de richting van verdachte
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 januari 2025 te 's-Gravenhage met een persoon, te weten
[slachtoffer] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het betasten van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen op de wang van die [slachtoffer] en/of
- het brengen/duwen en/ofhouden en/of bewegen van zijn penis in de mond en/of
zich laten pijpen door die [slachtoffer] en/of
- het brengen/ duwen en/of houden en/of bewegen van zijn penis in de vagina en/of
anus van die [slachtoffer]
terwijl hij, verdachte, wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat bij die
[slachtoffer] daartoe de wil ontbrak.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte integrale vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouw ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld of sprake is geweest van de seksuele handelingen zoals tenlastegelegd, en zo ja of deze tegen de wil zijn geweest van
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en de verdachte dit wist. Indien deze vragen bevestigend beantwoord kunnen worden, zal de rechtbank beoordelen of al dan niet sprake is geweest van dwang, geweld en/of bedreiging en daarmee van de gekwalificeerde opzetverkrachting zoals is betoogd door de officier van justitie.
Uit de bewijsmiddelen trekt de rechtbank de conclusie dat de verdachte op 30 januari 2025 de seksuele handelingen zoals deze zijn tenlastegelegd heeft verricht bij [slachtoffer] . Hoewel [slachtoffer] zich niets daarvan kan herinneren, is een groot deel van de handelingen tussen de verdachte en [slachtoffer] gefilmd door een deurbelcamera. De politie heeft deze beelden uitgekeken en beschreven in het proces-verbaal, waaronder de bewegingen van de verdachte die passen bij vaginale en anale seks. De verdachte heeft daarnaast ter terechtzitting bekend dat zijn penis in de mond van [slachtoffer] is geweest. Verder zijn op dezelfde dag biologische sporen afgenomen op en in het lichaam van [slachtoffer] , onder andere diep in haar vagina en in haar anus. In beide gevallen zijn de sporen vergeleken met het DNA van de verdachte. De conclusie van het forensisch onderzoek is dat de sporen sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van de verdachte met een bewijskracht in beide gevallen van meer dan 1 miljard. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de verdachte met zijn penis zowel in de vagina als de anus van het slachtoffer is geweest. Ook de overige seksuele handelingen – het zoenen op de wang en het betasten van de borsten van het slachtoffer – volgen uit de bewijsmiddelen.
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze seksuele handelingen tegen de wil van het slachtoffer zijn gepleegd en de verdachte dit wist. Op grond van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ontbreekt deze wil in ieder geval indien diegene in een staat van lichamelijke onmacht verkeert. De rechtbank stelt vast dat uit de camerabeelden volgt dat sprake was van een dergelijke onmacht bij [slachtoffer] . Zo valt [slachtoffer] direct om tegen haar voordeur wanneer zij en de verdachte aankomen bij haar woning. Daarna zit zij een tijd lang gehurkt bij de voordeur en zakt haar hoofd regelmatig naar voren. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer] heel veel gedronken had en dat ook hij zag dat zij dronken was. Het ontbreken van haar wil blijkt bovendien niet alleen uit de toestand van [slachtoffer] , maar ook uit haar uitingen: zij heeft zowel fysiek als verbaal aan de verdachte kenbaar gemaakt dat zij de eerder genoemde seksuele handelingen niet wilde. Allereerst heeft zij bij aankomst in het portiek bij haar woning aangebeld en gezegd ‘bel de politie’. Verder heeft zij haar hoofd afgewend van de verdachte en heeft zij geprobeerd hem weg te duwen door haar arm richting hem uit te strekken. Ook heeft ze (meermaals) ‘stop’, ‘niet doen’, ‘wil je weggaan’ en ‘nee’ gezegd. Ter terechtzitting heeft de verdachte gezegd dat hij bekend is met betekenis van het Nederlandse woord ‘nee’. Ook uit de locatie van de seksuele handelingen, namelijk in het portiek vóór de deur van haar eigen woning, kan - al helemaal in het licht van al het bovenstaande - worden afgeleid dat de handelingen tegen de wil van [slachtoffer] zijn verricht. De verdachte is, ondanks de dronken toestand van [slachtoffer] , haar ‘nee’ en haar pogingen de verdachte van zich af te duwen, toch doorgegaan met de seksuele handelingen. Hieruit volgt dat hij opzettelijk de ontbrekende wil van [slachtoffer] heeft genegeerd. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte seks had met [slachtoffer] tegen haar wil, terwijl hij wist dat die wil daartoe ontbrak. De rechtbank komt hiermee in ieder geval tot bewezenverklaring van opzetverkrachting als bedoeld in artikel 243 lid 1 Sr.
De derde en laatste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of sprake is van gekwalificeerde opzetverkrachting als bedoeld in art. 243 lid 2 Sr, waarvoor (bedreiging met) geweld dan wel dwang is vereist. De rechtbank stelt vast dat uit de camerabeelden volgt dat sprake is geweest van dwang en geweld. Zo heeft de rechtbank waargenomen dat de verdachte zelf het hoofd van het slachtoffer vastpakt en deze richting zijn heup beweegt. Ook is op de camerabeelden te zien dat de verdachte het slachtoffer vastpakt en met kracht omdraait op haar buik, welke gedraging de rechtbank kwalificeert als geweld. De dwang blijkt verder uit de in de vorige alinea beschreven uitingen van [slachtoffer] , zoals ‘bel de politie’, ‘stop’, ‘wil je weggaan’ en ‘nee’ en haar pogingen om de verdachte weg te duwen. Door desondanks toch door te gaan met de seksuele handelingen heeft de verdachte de verkrachting doen voorafgegaan en vergezellen van dwang.
Het alternatief scenario zoals naar voren gebracht door de verdediging, namelijk dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming zijn geweest en dat de verdachte stopte toen hij doorhad dat het niet goed ging met het slachtoffer, vindt geen steun in de bewijsmiddelen en wordt door de rechtbank als onaannemelijk terzijde geschoven.
De rechtbank acht, gezien al het bovenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde gekwalificeerde opzetverkrachting.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 30 januari 2025 te 's-Gravenhage met [slachtoffer] seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
- het betasten van de borst van die [slachtoffer] en
- het zoenen op de wang van die [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en bewegen van zijn penis in de mond
vandie [slachtoffer] en
- het brengen/duwen en bewegen van zijn penis in de vagina en
anus van die [slachtoffer]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak
en welke opzetverkrachting werd voorafgegaan door
envergezeld van dwang
engeweld, door
- het hoofd van die [slachtoffer] vast te houden en in de richting van zijn penis te brengen/duwen en
- daarbij de wang/het gezicht van die [slachtoffer] met zijn hand te ondersteunen
en- de string en joggingbroek van die [slachtoffer] over haar billen naar beneden te
trekken en
- die [slachtoffer] met kracht in buikligging te draaien/leggen en
- het (herhaaldelijk) door te gaan met voornoemde seksuele handelingen, terwijl die
[slachtoffer]
* zegt: "nee" en "ga je weggaan" en "wil je weggaan" en "niet doen" en "oe stop", althans woorden van gelijke aard of strekking en
* haar hoofd wegdraait en
* haar arm uitstrekt in de richting van verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting en heeft daarmee de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op ingrijpende wijze geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van feiten als het onderhavige daar nog langdurig nadelige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. De verdachte heeft het slachtoffer verkracht terwijl zij in lichamelijke onmacht verkeerde. Daarbij heeft hij haar verzoeken te stoppen en haar pogingen hem weg te duwen genegeerd en is hij doorgegaan met de seksuele handelingen. De verdachte heeft dit alles gedaan terwijl het slachtoffer dusdanig onder invloed van alcohol was dat zij zich niets van de verkrachting kan herinneren. Zij kreeg pas de middag erna in het ziekenhuis te horen dat zij die nacht was verkracht, omdat haar buurvrouw de verkrachting had gezien op haar deurbelcamera. Het slachtoffer is voor de voordeur van haar eigen woning verkracht, waarbij de verdachte haar zowel oraal, vaginaal als anaal heeft gepenetreerd. De verdachte heeft de gevoelens van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen seksuele behoeftes. Daarbij komt dat de verdachte op geen enkele manier heeft laten zien dat hij oog heeft voor het perspectief van het slachtoffer. De rechtbank kent aan dit alles zwaarwegende betekenis toe bij de bepaling van haar straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het blanco (Nederlandse) strafblad van de verdachte van 5 juni 2025.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 22 augustus 2025, waaruit volgt dat de reclassering geen factoren heeft gezien die op dit moment als risicofactor kunnen worden gezien. Het risico op recidive alsmede het risico op letsel wordt als laag ingeschat. Tegelijkertijd acht de reclassering een aantal door de verdachte gedane uitspraken ten aanzien van het slachtoffer zeer zorgelijk. Daardoor lijkt het de verdachte te ontbreken aan inzicht in de ernst van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Het risico op herhaling van een zedendelict kan niet worden ingeschat omdat daarvoor te weinig informatie is verkregen. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Daarbij speelt ook mee dat de verdachte geen verblijfstitel in Nederland heeft en na een veroordeling door Dienst Terugkeer en Vertrek zal worden teruggeplaatst naar [land] .
Strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting bij verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang. In de oriëntatiepunten is als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank neemt in strafverhogende zin mee dat de verdachte het slachtoffer zowel vaginaal, anaal als oraal heeft verkracht en dat dat is gebeurd in een vernederende setting, namelijk in het portiek voor de voordeur van haar woning, terwijl dit gefilmd werd door de deurbelcamera van haar buurvrouw. Ten slotte was sprake van onbeschermde seks, met alle risico’s op ziektes of zwangerschap.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 40 maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op het artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
gekwalificeerde opzetverkrachting;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 40 (VEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Amperse, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. A. Tsjapanova, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 september 2025.