In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, die onder curatele stond, en [bedrijf 1] B.V., de curator. De eiser had een woonhuisverzekering bij ASR via [bedrijf 2] Verzekeringen B.V. De curatoren, die in dienst waren van [bedrijf 1], hebben de verzekeringspremies niet tijdig betaald, wat leidde tot een premieachterstand op het moment van een brand op 22 december 2019. De rechtbank oordeelde dat [bedrijf 1] aansprakelijk is voor de beroepsfout van haar curatoren, die onrechtmatig hebben gehandeld door de premies niet op tijd te voldoen. De eiser vorderde schadevergoeding voor de kosten van herbouw van zijn woning, die door de brand onbewoonbaar was geworden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de peildatum voor de schadevergoeding 1 januari 2023 moet zijn, en dat [bedrijf 1] de schade moet vergoeden, nader op te maken bij staat. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser, die in het gelijk is gesteld. De rechtbank heeft ook de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.