In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 23 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van een visum voor kort verblijf beoordeeld. Eiseres, een Egyptische vrouw, had op 15 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een visum om haar referent, die in Nederland woont, te bezoeken. De aanvraag werd op 30 oktober 2024 afgewezen, omdat de minister twijfels had over het doel van het verblijf en de intentie van eiseres om Nederland na het verstrijken van het visum te verlaten. Referent diende vervolgens een bezwaarschrift in, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen geldig machtigingsformulier was overgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres en referent meerdere keren bezwaar hebben gemaakt, maar dat de minister niet adequaat heeft gereageerd op de ingediende machtigingen. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat referent wel degelijk machtigingen had ingediend die aan de eisen voldeden. De rechtbank benadrukt dat de minister onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de redenen waarom de machtigingen niet geldig waren, en dat eiseres niet op de juiste wijze is geïnformeerd over de vereisten. Hierdoor is eiseres in haar belangen geschaad.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de overheid naar burgers, vooral in procedures die hen direct aangaan.