ECLI:NL:RBDHA:2025:17489
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling na tegemoetkoming door bestuursorgaan
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 21 februari 2024, waarin haar bezwaar tegen het primaire besluit van 7 juli 2023 ongegrond was verklaard. Dit primaire besluit bepaalde dat verzoekster met ingang van 1 oktober 2023 recht had op een WIA-uitkering naar een mate van 50,74% arbeidsongeschiktheid. Tijdens de zitting op 17 oktober 2024 is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat een deskundige moest worden benoemd om de zaak verder te onderzoeken. Na ontvangst van het rapport van de deskundige op 31 maart 2025 heeft verweerder het bestreden besluit vervangen door een nieuwe beslissing op bezwaar, waarin het bezwaar van verzoekster alsnog gegrond werd verklaard. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat verweerder volledig aan het verzoek van verzoekster tegemoet was gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.267,50, inclusief vergoeding van het griffierecht van € 51,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.