Op 10 februari 2025 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verzoekster 1 en andere verzoekers. De aanvraag werd op 12 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie ingewilligd. Verzoekers trokken hun beroep in en vroegen om vergoeding van proceskosten. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag inmiddels is ingewilligd, de minister geheel aan het beroep van verzoekers tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan op 22 september 2025 door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier P. Lukanika, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.