ECLI:NL:RBDHA:2025:17529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
NL25.6431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van proceskosten na intrekking van beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf

Op 10 februari 2025 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verzoekster 1 en andere verzoekers. De aanvraag werd op 12 februari 2025 door de minister van Asiel en Migratie ingewilligd. Verzoekers trokken hun beroep in en vroegen om vergoeding van proceskosten. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, omdat de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag inmiddels is ingewilligd, de minister geheel aan het beroep van verzoekers tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan op 22 september 2025 door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier P. Lukanika, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.6431
V-nummers: 291.461.4971, 294.595.3783, 294.595.4123, 294.595.4312, 294.595.6078 en 294.595.6087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1], verzoeker 1,

[verzoekster 1], verzoekster 1,
[verzoeker 2], verzoeker 2,
[verzoekster 2], verzoekster 2,
[verzoekster 3], verzoekster 3,
[verzoeker 3], verzoeker 3,
hierna tezamen: verzoekers,
(gemachtigde: mr. N. Imminga)
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben op 10 februari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker 1 om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verzoekster 1, verzoeker 2, verzoekster 2, verzoekster 3 en verzoeker 3 van 1 februari 2024.
Bij besluit van 12 februari 2025 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker 1 ingewilligd.
Verzoekers hebben het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker 1 heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekers tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Lukanika, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.