ECLI:NL:RBDHA:2025:1754

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/09/670672 / HA ZA 24-668
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van aannemingsovereenkomst en terugbetaling van aanneemsom

In deze zaak vordert Bezu Vastgoedservice B.V. de ontbinding van een aannemingsovereenkomst met [handelsnaam] en terugbetaling van een deel van de aanneemsom. De rechtbank oordeelt dat [handelsnaam] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door de kozijnen niet te plaatsen. Bezu heeft de overeenkomst op 1 juni 2023 buitengerechtelijk ontbonden, omdat [handelsnaam] niet bereid was om de kozijnen te plaatsen, ondanks eerdere afspraken en een kort geding. De rechtbank stelt vast dat de tekortkoming van [handelsnaam] de kern van de overeenkomst betreft, waardoor Bezu gerechtigd was om de overeenkomst te ontbinden. De rechtbank wijst de vorderingen van [handelsnaam] in reconventie af en veroordeelt [handelsnaam] tot terugbetaling van € 29.675,25 aan Bezu, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens wordt [handelsnaam] veroordeeld in de proceskosten van Bezu.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/670672 / HA ZA 24-668
Vonnis van 22 januari 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
BEZU VASTGOEDSERVICE B.V.,
te Rotterdam,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. M.P. Harten te Rotterdam,
tegen
[naam], handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat (voorheen): mr. V.G. Baran te Den Haag.
Partijen worden in dit vonnis Bezu en [handelsnaam] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juni 2024, met producties 1 tot en met 6;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 25 september 2024, met producties 1 en 2;
  • het tussenvonnis van 13 november 2024 waarin de mondelinge behandeling is gelast;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de e-mail van de rechtbank van 23 december 2024, waarin zij opmerkt dat productie 3 en 4 bij de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie ontbreken, en [handelsnaam] verzoekt deze alsnog toe te sturen;
  • de e-mail van [handelsnaam] van 24 december 2024 met digitaal afschrift van de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 4.
  • de e-mail van mr. Baran van 30 december 2024 om 16:01 uur, waarin hij schrijft dat hij zich onttrekt als advocaat van [handelsnaam] ;
  • de e-mail van de griffie aan mr. Baran van 30 december 2024 om 17:00 uur, waarin hem verzocht wordt aan zijn cliënte door te geven dat de mondelinge behandeling doorgaat;
  • de e-mail van mr. Harten van 30 december 2024 om 17:07 uur, waarin hij zijn eerder telefonisch gedane mededeling aan de griffie bevestigt, namelijk dat Bezu wenst dat de mondelinge behandeling doorgaat.
1.2.
Op 31 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat het vonnis vandaag wordt gewezen.

2.Feiten

2.1.
Bezu is aannemer in renovatie- en verbouwingswerkzaamheden.
2.2.
[handelsnaam] is een eenmanszaak die sinds 2006 werd gedreven door [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot). Na diens overlijden op 12 oktober 2023 heeft zijn echtgenote [naam] (hierna: de echtgenote) het bedrijf voortgezet.
2.3.
Sinds 2021 heeft [handelsnaam] als onderaannemer regelmatig werkzaamheden voor Bezu verricht, waarvoor zij Bezu facturen stuurde.
2.4.
Op 6 juli 2022 heeft Bezu een aannemingsovereenkomst gesloten met de [VvE] , [plaatsnaam] (hierna: de VvE). Op grond van deze aannemingsovereenkomst moet Bezu de kozijnen vervangen van het appartement aan de [adres 1] en [adres 2] . In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
2. Het werk bestaat hoofdzakelijk uit:
Het tekenen, berekenen, leveren, aanbrengen en bedrijfsklaar opleveren van:
Kozijnvervanging [adres 1] en [adres 2] , [plaatsnaam]
Werkzaamheden: Leveren, plaatsen en bedrijfsklaar opleveren kozijnen topetage
Object: Appartementencomplex
Locatie: [adres 2] , Den Haag
(…)
5. Betaling van de aanneemsom vindt plaats: in de volgende termijnen, waarvoor een betalingstermijn van
14 dagenwordt gehanteerd:
Na bij opdracht Termijn 1 20% € 11.857,51
Na bij levering 25% Termijn 2 20% € 11.857,51
Na uitvoering 25% Termijn 3 20% € 11.857,51
Na uitvoering 100% Termijn 4 20% € 11.857,51
Na afhandeling restpunten Termijn 5 20% € 11.857,51
Totaal: € 59.287,58
2.5.
Bezu heeft vervolgens met [handelsnaam] afgesproken dat [handelsnaam] kozijnen zou plaatsen in de woning aan de [adres 2] (hierna: de woning). De woning was eigendom van de echtgenoot en is nu eigendom van de echtgenote.
2.6.
[handelsnaam] heeft Bezu op 29 juli 2022, 14 oktober 2022 en 3 februari 2023 facturen gestuurd. Op de facturen staat onder meer het volgende vermeld:

Deal 3416: [adres 2] constructie verbetering en leveren plaatsen aluminium kozijnen
Voorschot 1 € 18.750 21%
(…)
Totaal incl. btw € 22.687,50
(…)
Gelieve deze mededeling te gebruiken: 2022 / 346
Onze referentie: 3416”

Deal 3416: [adres 2] constructie verbetering en leveren plaatsen aluminium kozijnen
Voorschot 1 € 5.775,00 21%
(…)
Totaal incl. btw € 6.987,75
(…)
Gelieve deze mededeling te gebruiken: 2022 / 444
Onze referentie: 3416”

Deal 3416: [adres 2] constructie verbetering en leveren plaatsen aluminium kozijnen
Voorschot 1 € 6.842,20 21%
(…)
Totaal incl. btw € 8.280,27
(…)
Gebruik de volgende mededeling: 2023 / 2023037
Onze referentie: 3416”
2.7.
Bezu heeft de eerste twee facturen (met een totale waarde van € 29.675,25) betaald. De derde factuur (ter hoogte van € 8.280,27) heeft Bezu niet betaald.
2.8.
[handelsnaam] heeft de kozijnen in het buitenland besteld. De kozijnen zijn in Nederland aangekomen en Bezu heeft ze gezien. [handelsnaam] heeft de kozijnen niet geplaatst.
2.9.
Bezu heeft [handelsnaam] op 1 mei 2023 in kort geding gedagvaard. Bezu vorderde – voor zover in deze procedure van belang – dat [handelsnaam] de kozijnen zou plaatsen. Naar aanleiding van dit kort geding hebben partijen een schikking getroffen die inhield dat [handelsnaam] de kozijnen zou plaatsen.
2.10.
Op 1 juni 2023 heeft de advocaat van Bezu een e-mail gestuurd aan de advocaat van [handelsnaam] , waarin hij aangeeft dat Bezu de overeenkomst buitengerechtelijk ontbindt. Volgens Bezu verkeert [handelsnaam] in verzuim omdat zij – bij e-mail van 31 mei 2023 van haar advocaat – heeft laten weten niet bereid te zijn de kozijnen te plaatsen. Ook is [handelsnaam] volgens Bezu toerekenbaar tekortgeschoten. De advocaat van [handelsnaam] heeft hierop gereageerd dat er geen grond is voor ontbinding.
2.11.
Op 20 juni 2024 heeft Bezu [handelsnaam] gedagvaard.

3.Het geschil

In conventie

3.1.
Bezu vordert – samengevat – veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van € 29.675,25, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 15 december 2022. Zij vordert subsidiair dat de rechtbank [handelsnaam] beveelt om binnen vijf dagen na het vonnis nieuwe kozijnen te plaatsen, op straffe van een dwangsom. Ook vordert Bezu proceskosten (inclusief nakosten); dit alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[handelsnaam] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Bezu dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Bezu in de proceskosten.
In reconventie
3.3.
[handelsnaam] vordert – samengevat – veroordeling van Bezu tot betaling van € 8.280,27, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2023. Ook vordert zij proceskosten (inclusief nakosten), vermeerderd met de wettelijke rente; dit alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Bezu voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [handelsnaam] dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [handelsnaam] in de proceskosten.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

Uitleg van de overeenkomst

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [handelsnaam] kozijnen aan Bezu zou leveren. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of [handelsnaam] de kozijnen ook in de woning moest plaatsen, en welke betalingsafspraken partijen zijn overeengekomen.
4.2.
Wanneer partijen het niet eens zijn over de uitleg van bepaalde afspraken, moet de rechtbank deze afspraken uitleggen. Volgens vaste rechtspraak moet de rechtbank daarbij letten op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan elkaars gedragingen mochten toekennen en op wat zij in het licht van alle omstandigheden van het geval redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de ‘Haviltex-maatstaf’ [1] ).
[handelsnaam] moest de kozijnen plaatsen
4.3.
Bezu stelt zich op het standpunt dat [handelsnaam] de kozijnen moest plaatsen. De echtgenote heeft tijdens de mondelinge behandeling betwist dat partijen zijn overeengekomen dat [handelsnaam] de kozijnen moest plaatsen.
4.4.
De facturen van [handelsnaam] aan Bezu – die bij de feiten zijn weergegeven onder 2.6 – vermelden “
Deal 3416: [adres 2] constructie verbetering en leveren plaatsen aluminium kozijnen”. Op alle drie de facturen staat “plaatsen” van de kozijnen. Dit is een sterke aanwijzing dat de afspraken ook volgens [handelsnaam] niet alleen betrekking hadden op het leveren, maar ook op het plaatsen van de kozijnen.
4.5.
Bovendien heeft de voormalige advocaat van [handelsnaam] (mr. Wassink) in zijn e-mail van 10 mei 2023 aan de advocaat van Bezu onder meer het volgende geschreven (onderstreping rechtbank):
“Ten aanzien van de werkzaamheden aan de Ericalaan wenst cliënt het voorstel te doen dat hij
zijn werkzaamhedenaanvangt na ontvangst van een schriftelijke bevestiging van de navolgende te maken afspraken. Uw cliënte factureert namelijk in delen aan haar opdrachtgever, de VVE. Indien uw cliënte bevestigt dat in gelijke stappen aan client betaald zal worden na ontvangst van de betaling aan haar door de VVE, dan ziet client niet in waarom een kort geding nog noodzakelijk is. Hij zal dan per ommegaande
de werkzaamheden hervatten.”
4.6.
Dat mr. Wassink in deze e-mail namens de echtgenoot schrijft over “zijn werkzaamheden” in het kader van “de werkzaamheden aan de Ericalaan” bevestigt nog eens dat de afspraken ook volgens [handelsnaam] niet alleen betrekking hadden op het leveren van kozijnen voor de Ericalaan, maar dat zij ze ook moest plaatsen.
4.7.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de afspraken tussen partijen inhielden dat [handelsnaam] de kozijnen niet alleen moest leveren, maar ze ook moest plaatsen.
4.8.
Voor de vordering in reconventie betekent het voorgaande dat de rechtbank voorbijgaat aan de stelling van [handelsnaam] dat zij geen (onder)aannemingsovereenkomst met Bezu heeft gesloten.
Betalingsafspraken
4.9.
Partijen verschillen ook van mening over de vraag wanneer Bezu de laatste factuur moest betalen. Bezu stelt zich op het standpunt dat de laatste factuur pas opeisbaar is nadat [handelsnaam] de kozijnen heeft geplaatst. Volgens [handelsnaam] moet eerst de laatste factuur worden voldaan en hoeft zij pas daarna de kozijnen te plaatsen.
4.10.
De facturen van [handelsnaam] en de e-mailcorrespondentie tussen (de advocaten van) partijen geven geen uitsluitsel over de betalingsafspraken. De rechtbank zal bij de uitleg van de afspraken tussen Bezu en [handelsnaam] daarom meewegen welke afspraken zijn gemaakt tussen Bezu en de VvE – waarvan de echtgenoot en de echtgenote als leden van de VvE en eigenaren van de [adres 2] op de hoogte waren – en welke betalingsafspraken bij overeenkomsten van (onder)aanneming gebruikelijk zijn.
4.11.
De overeenkomst tussen Bezu en de VvE voorzag in vijf betalingstermijnen van elk 20%, waarbij de voorlaatste termijn pas verschuldigd werd na oplevering van de werkzaamheden, en de laatste termijn pas na afronding van alle restpunten. Dit betalingsregime was strenger voor Bezu dan gebruikelijk. Het is namelijk gebruikelijk bij overeenkomsten voor bouw- en aannemingswerkzaamheden dat de laatste termijn pas hoeft te worden betaald nadat de werkzaamheden volledig zijn afgerond. Dit geeft de opdrachtgever een stukje zekerheid: pas als de werkzaamheden (naar tevredenheid) zijn voltooid hoeft hij de laatste termijn te voldoen. In geval van werkzaamheden waarvoor bij derden op maat gemaakte producten – zoals kozijnen – moeten worden besteld, mag de aannemer voor oplevering doorgaans wel meer dan 60% van de aanneemsom factureren.
4.12.
Tegen die achtergrond acht de rechtbank het niet aannemelijk dat Bezu [handelsnaam] al volledig moest betalen voordat [handelsnaam] zelfs maar met het plaatsen van de kozijnen was begonnen. Het verweer van [handelsnaam] dat zij de kozijnen pas hoefde te plaatsen nadat Bezu de laatste factuur had betaald, zal daarom worden gepasseerd.
Bezu heeft de overeenkomst ontbonden
Tekortkoming; verzuim
4.13.
Bezu vordert in deze procedure primair terugbetaling van het aan [handelsnaam] betaalde deel van de aanneemsom, op de grond dat zij de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden vanwege een toerekenbare tekortkoming van [handelsnaam] . De tekortkoming bestaat er volgens Bezu uit dat [handelsnaam] de kozijnen niet heeft geplaatst en dat zij nergens toe bereid is.
4.14.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij in beginsel bevoegd maakt om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Dit is alleen anders als de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, gelet op de bijzondere aard of geringe betekenis van die tekortkoming (artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW)
4.15.
Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW). Het verzuim treedt doorgaans pas in nadat de schuldeiser op de tekortkoming heeft gewezen en een kans om die te herstellen heeft geboden, maar in sommige gevallen is meteen sprake van verzuim. Er is onder meer meteen sprake van verzuim als de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van zijn verbintenis zal tekortschieten (artikel 6:83 sub c BW).
4.16.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [handelsnaam] de kozijnen niet heeft geplaatst; zoals de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld, had zij dit wel moeten doen. Deze tekortkoming betreft de kern van de overeenkomst. Daar komt bij dat partijen in mei 2023, nadat Bezu een kort geding was begonnen, nogmaals hebben afgesproken dat [handelsnaam] de kozijnen zou plaatsen, en dat Bezu [handelsnaam] daarna weer meermaals tot nakoming heeft aangesproken. [handelsnaam] heeft dus al meerdere kansen gehad om alsnog na te komen; Bezu heeft kosten moeten maken en moeite moeten doen om haar die kansen te geven. Desondanks heeft [handelsnaam] de kozijnen niet geplaatst, en heeft zij eerst de stelling betrokken dat zij de kozijnen pas hoefde te plaatsen nadat Bezu de volledige aanneemsom had betaald, en in deze procedure dat zij de kozijnen überhaupt niet hoefde te plaatsen.
4.17.
Uit de mededeling in de e-mail van 31 mei 2023 van de voormalige advocaat van [handelsnaam] dat [handelsnaam] de kozijnen niet zou plaatsen, althans niet dan nadat Bezu haar laatste factuur had betaald, mocht Bezu opmaken dat [handelsnaam] zou tekortschieten in de nakoming van haar verbintenis om de kozijnen te plaatsen. Door deze mededeling is [handelsnaam] in verzuim geraakt.
Geen schuldeisersverzuim of grond voor opschorting
4.18.
[handelsnaam] heeft nog aangevoerd dat zij door toedoen van Bezu verhinderd was na te komen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de echtgenote zich op het standpunt gesteld dat [handelsnaam] de kozijnen niet kon plaatsen omdat Bezu deze in haar bezit had en [handelsnaam] geen toegang tot de kozijnen wil geven.
4.19.
Uit de als productie 3 overgelegde WhatsApps met foto valt op te maken dat de kozijnen in januari 2023 door de leverancier zijn afgeleverd in het magazijn van de eigenaar van Bezu, maar niet dat [handelsnaam] Bezu op enig moment om toegang heeft verzocht en dat Bezu haar die toegang heeft geweigerd.
Integendeel: uit het bericht blijkt dat Bezu [handelsnaam] rond 19 januari 2023 heeft gebeld om te melden dat de kozijnen er waren, dat iemand van [handelsnaam] de kozijnen op 27 januari 2023 is gaan bekijken en dat er vervolgens in de WhatsAppgroep van [handelsnaam] plannen zijn gemaakt om de kozijnen met medewerking van Bezu uit dat magazijn te verplaatsen.
Aan het verweer van [handelsnaam] dat zij verhinderd was om de kozijnen te plaatsen omdat niet zij maar Bezu deze in haar bezit had, gaat de rechtbank daarom voorbij.
4.20.
Daarnaast stelt [handelsnaam] dat zij genoodzaakt was haar verplichtingen op te schorten, totdat Bezu de laatste factuur had betaald. De rechtbank gaat hierin niet mee. Zoals hierboven is geoordeeld was de afspraak niet dat [handelsnaam] de kozijnen pas hoefde te plaatsen nadat Bezu de laatste factuur had betaald. Het opschortingsverweer wordt daarom verworpen.
Conclusie: buitengerechtelijke ontbinding rechtsgeldig en betaalde som moet terug
4.21.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Bezu de overeenkomst op 1 juni 2023 rechtsgeldig heeft ontbonden. Op die datum is voor [handelsnaam] een ongedaanmakingsverbintenis ontstaan tot terugbetaling aan Bezu van het betaalde deel van de aanneemsom à € 29.675,25.
De overige vorderingen worden afgewezen
4.22.
De primaire vordering van Bezu wordt toegewezen, daarom komt de rechtbank aan de subsidiaire vorderingen niet toe.
4.23.
Omdat Bezu de aannemingsovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en [handelsnaam] geen werkzaamheden heeft verricht om de kozijnen te plaatsen, wordt de reconventionele vordering van [handelsnaam] afgewezen.
Wettelijke (handels)rente
4.24.
Bezu vordert de wettelijke handelsrente vanaf 15 december 2022, de dag waarop zij de tweede factuur heeft betaald. De vordering van Bezu in deze procedure vloeit echter niet voort uit een handelsovereenkomst, maar uit een ongedaanmakingsverbintenis. Daarom zal niet de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW, maar de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW worden toegewezen. De rente zal worden toegewezen vanaf zes dagen na de e-mail van 1 juni 2023, dus vanaf 7 juni 2023.
[handelsnaam] moet de proceskosten betalen
4.25.
[handelsnaam] wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Vanwege de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie wordt slechts een half punt toegekend voor de conclusie van antwoord in reconventie. De nakosten worden om dezelfde reden toegewezen als ware er geen vordering in reconventie. De proceskosten van Bezu worden aldus als volgt begroot:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht € 2.889,00
- salaris advocaat € 1.965,00 (2,5 punten × tarief III á € 786,00)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals in de beslissing vermeld)
Totaal € 5.144,37

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt [handelsnaam] om aan Bezu een bedrag van € 29.675,25 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 7 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
In conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten van Bezu van € 5.144,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Als [handelsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra aan nakosten betalen, plus betekeningskosten,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025. [2]

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158.
2.type: 3516