ECLI:NL:RBDHA:2025:17540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
NL25.2655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 17 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift van haar referent, dat op 10 augustus 2023 was ingediend tegen de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De minister van Asiel en Migratie heeft op 5 maart 2025 alsnog besloten op het bezwaarschrift van de referent en de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:20 van de Awb een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking kan hebben op het alsnog genomen besluit, tenzij dit volledig aan het beroep tegemoet komt. Aangezien de minister het bezwaarschrift van de referent heeft ingewilligd, is aan het beroep van eiseres geheel tegemoet gekomen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat er nog belang is bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank heeft echter ook overwogen dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen. Daarom is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, en moet de minister het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.2655

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk)
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 17 januari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift van [V-nummer] (referent) van 10 augustus 2023 tegen de afwijzing van de aanvraag van referent om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor eiseres.
Bij besluit van 5 maart 2025 heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift van referent en de aanvraag van referent ingewilligd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:20 van de Awb kan een beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking hebben op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
2. Bij besluit van 5 maart 2025 heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift van referent en de aanvraag van referent ingewilligd, zodat aan het beroep van eiseres geheel is tegemoet gekomen. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit valt af te leiden dat er nog belang is bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Om deze reden zal het beroep kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Omdat eiseres vanwege het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift van referent terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb [3] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 194 (honderdvierennegentig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 22 september 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Lukanika, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.