ECLI:NL:RBDHA:2025:17569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
09/081543-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende seksuele handelingen met minderjarige

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met de benadeelde partij, geboren in 1999, in de periode van 15 mei 2015 tot en met 27 juni 2015. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op meerdere zittingen, waarbij de verklaringen van de benadeelde partij en het onderzoek naar de feiten centraal stonden. De benadeelde partij had zich als slachtoffer gevoegd in het proces en vorderde schadevergoeding.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar kon niet met voldoende zekerheid vaststellen of deze handelingen hebben plaatsgevonden voordat de benadeelde partij de leeftijd van 16 jaar bereikte. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de beschuldigingen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden op nihil zijn begroot.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/081543-23
Datum uitspraak: 26 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1969 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 6 februari 2025 (pro forma), 22 juli 2025 (pro forma) en 12 september 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. Sleeswijk Visser, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Vries, naar voren is gebracht.
[benadeelde] , vertegenwoordigd door de advocaat mr. R.G. van der Laan, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en schadevergoeding gevorderd.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2015 tot en met 27 juni 2015 te Voorhout, althans in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 1999, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten
- het duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] ,
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde] ,
- het betasten van de borst(en) en/of de vagina en/of het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het geven van een (tong)zoen aan die [benadeelde] .

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt is dat hij seks heeft gehad met aangeefster [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) op het moment dat zij ouder was dan 12 jaar en nog niet de leeftijd van 16 jaar had bereikt. De verdachte ontkent het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd.
Voor een bewezenverklaring moet de rechtbank onder andere kunnen vaststellen dat de vermeende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden op het moment dat [benadeelde] nog geen 16 jaar was.
[benadeelde] heeft tweemaal een verklaring afgelegd bij de politie: op 5 november 2021 in het kader van een informatief zedengesprek en op 12 november 2021 in het kader van een aangifte. [benadeelde] heeft, kort samengevat, verklaard dat zij van 11 februari 2015 tot augustus 2016 was geplaatst in [accommodatie] . Tijdens haar verblijf kreeg ze lessen in [accommodatie] , waaronder techniekles. [benadeelde] heeft verklaard dat ze verliefd werd op haar techniekdocent, de verdachte, en dat zij één keer seks met hem heeft gehad bij hem thuis op de zolder. De seksuele handelingen bestonden volgens de aangeefster uit pijpen, vingeren, beffen en penetratie. Tijdens haar aangifte heeft [benadeelde] verklaard dat ze 15 jaar was toen ze contact met de verdachte kreeg en dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden rond haar verjaardag in 2015. Op [geboortedatum 2] 2015 heeft [benadeelde] de leeftijd van 16 jaar bereikt.
Uit het dagboek van [benadeelde] , die betrekking heeft op de periode dat ze was geplaatst in [accommodatie] , volgt dat [benadeelde] op 16 mei 2015 het volgende in haar dagboek heeft geschreven: “en ik moet even gisteren nooit vergeten. Hoe vaak hij heeft gezegd hoe leuk ik ben en hoe hij me wil. heb kriebels in mijn buik als ik er aan denk, ben zo verliefd!!!!”. Op pagina 54 van het dagboek met datum 2 juni 2015 schrijft [benadeelde] dat ze 5 uurtjes les heeft gehad van [de verdachte] . Ze schrijft dat ze heel erg verliefd is en hem echt wil houden als haar vriend. Verder schrijft [benadeelde] dat ze nu 8 dagen hebben en dat zij zielsgelukkig is en hoopt dat lang zo te houden. Het eerst volgende moment dat [benadeelde] in haar dagboek schrijft is op pagina 55 met datum 27 juni 2015. Dan schrijft ze het volgende. “En ben met [de verdachte] …. naar bed geweest.”. In de periode tussen 3 juni 2015 en 26 juni 2015 staat er niks geschreven in het dagboek van de aangeefster.
Gelet op de verklaringen van [benadeelde] en hetgeen in haar dagboek is beschreven, ziet de rechtbank aanwijzingen dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen [benadeelde] en de verdachte, maar niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld wanneer de vermeende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden en of het één en ander is gebeurd voordat [benadeelde] de leeftijd van 16 jaar bereikte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Gelet hierop zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde.

4.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 7.346,55, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 846,55 aan materiële schade en € 6.500,- aan immateriële schade.
4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde] , gelet op de vordering tot vrijspraak van de verdachte.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op het gevoerde vrijspraak verweer.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde] , niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.E. Tesson, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 september 2025.