ECLI:NL:RBDHA:2025:17569
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van vermeende seksuele handelingen met minderjarige
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige, heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met de benadeelde partij, geboren in 1999, in de periode van 15 mei 2015 tot en met 27 juni 2015. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op meerdere zittingen, waarbij de verklaringen van de benadeelde partij en het onderzoek naar de feiten centraal stonden. De benadeelde partij had zich als slachtoffer gevoegd in het proces en vorderde schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar kon niet met voldoende zekerheid vaststellen of deze handelingen hebben plaatsgevonden voordat de benadeelde partij de leeftijd van 16 jaar bereikte. Hierdoor kon de rechtbank niet wettig en overtuigend bewijzen dat de verdachte schuldig was aan de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van de beschuldigingen.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De benadeelde partij kan haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen. De rechtbank heeft de benadeelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden op nihil zijn begroot.