ECLI:NL:RBDHA:2025:17571

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/09/630290 / FA RK 22-3510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoeken tot gezag en omgang door de rechtbank in een complexe familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende gezag en omgang. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag en een omgangsregeling met zijn kinderen, maar de rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. De procedure is al geruime tijd aan de gang, met verschillende eerdere beschikkingen en betrokkenheid van hulpverleningsinstanties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen communicatie tussen de ouders is en dat de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], veel weerstand hebben tegen contact met hun vader. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen is om de verzoeken van de vader af te wijzen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het verzoek van de vader af te wijzen, en de rechtbank heeft dit advies gevolgd. De rechtbank heeft benadrukt dat de situatie tussen de vader en de kinderen niet is verbeterd, ondanks eerdere hulpverlening. De rechtbank heeft ook een brief aan de kinderen gestuurd om hen op de hoogte te stellen van de beslissing en hen te laten weten dat contact met hun vader in de toekomst mogelijk is, indien zij dat willen. De rechtbank heeft de hoop uitgesproken dat de vader zich bij deze beslissing kan neerleggen en de kinderen de rust kan geven die zij nodig hebben.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-3510
Zaaknummer: C/09/630290
Datum beschikking: 4 juli 2025

Gezag en omgang c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 16 mei 2022 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D. Vurdelja te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Fakiri te ’s-Gravenhage.

Procedure

Bij beschikking van 26 mei 2023 van deze rechtbank is de behandeling van de verzoeken van de vader pro forma aangehouden, in afwachting van de hulpverlening vanuit het CJG.
Bij beschikking van 22 februari 2024 van deze rechtbank zijn de ouders verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Omgangsbegeleiding (met uitdrukkelijke voorkeur voor [locatie] ), en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie. Iedere verdere beslissing over het gezag en de zorg- c.q. omgangsregeling is pro forma aangehouden tot 1 september 2024.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 van deze rechtbank is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht onderzoek te verrichten en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen. Iedere verdere beslissing over het gezag en de zorg- c.q. omgangsregeling is pro forma aangehouden tot 1 januari 2025.
De rechtbank heeft nogmaals kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het rapport en advies van de Raad van 30 december 2024, met kenmerk
  • het F9-bericht van 31 januari 2025 van de zijde van de moeder;
  • het F9-bericht van 6 februari 2025 van de zijde van de vader.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de voorliggende verzoeken, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
Op 15 mei 2025 is de mondelinge behandeling op een zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk (W.M. Mamik), de advocaat van de vader, [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming, [naam 2] (gezinscoach ‘ [instantie] ’). De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikkingen is overwogen en beslist.
De rechtbank stelt voorop dat deze procedure al lang loopt, dat er al veel hulpverlening en (trauma)behandeltrajecten (waaronder Mentaal Beter Jong) zijn ingezet, maar dat de situatie tussen de vader en de kinderen helaas niet is verbeterd. Ook is er tussen de beide ouders nog steeds geen communicatie (met uitzondering van de hierna te noemen informatieregeling).
Er is lange tijd geprobeerd contact tussen de vader en de kinderen tot stand te brengen, maar de kinderen hebben daar nog altijd veel weerstand tegen. Dit is voor alle betrokkenen een verdrietige situatie.
De behandeltrajecten van de kinderen zijn op dit moment gestopt. Dat geeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] rust, waardoor het nu langzaamaan beter met ze gaat. Maar zodra de kinderen worden geconfronteerd met de vader of de lopende procedure bij de rechtbank, dan veroorzaakt dat onrust bij hen. Wat hierin volgens de moeder niet helpend is, is het feit dat deze rechtbank bij beschikking van 1 april 2025 – in een andere bodemprocedure die door de vader is gestart – een informatieregeling heeft bepaald, inhoudend dat de moeder de vader elke drie maanden schriftelijk (per e-mail via de gezinscoach) informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. Deze beslissing vinden de kinderen lastig, omdat ze het niet prettig vinden dat de vader informatie over ze krijgt.
Gezag
Uit het raadsrapport en de toelichting van de raadsvertegenwoordiger daarop tijdens de zitting volgt dat de Raad op dit moment geen reden ziet voor het wijzigen van het eenhoofdig gezag naar gezamenlijk gezag, zoals door de vader is verzocht. Voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag is vereist dat ouders beslissingen van enig belang in gezamenlijk overleg kunnen nemen of dat zij tenminste vooraf afspraken kunnen maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. En daarvan is tussen de ouders geen sprake: op dit moment is er geen enkele communicatie tussen ouders. Dit houdt verband met de omstandigheid dat de kinderen weerstand hebben tegen contact met hun vader en dat de moeder angstig is voor hem.
De Raad adviseert daarom om het verzoek van de vader af te wijzen. De moeder staat achter dit advies.
Op grond van artikel 1:253c, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over een kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
Uit de stukken, het advies van de Raad en hetgeen op de zitting is besproken komt naar voren dat er tussen partijen al een hele lange tijd geen enkel contact is en dat – ondanks alle hulpverlening die tot nu toe is ingezet – ook niet is te verwachten dat daarin op korte termijn verbetering in te verwachten valt. Het voorgaande maakt dat de rechtbank de ouders niet in staat acht om beslissingen van enig belang over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in gezamenlijk overleg te kunnen nemen. Ingeval de rechtbank het verzoek van de vader zou toewijzen, bestaat het risico dat zij klem en verloren raken.
De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.

OmgangUit het raadsrapport en de toelichting daarop van de raadsvertegenwoordiger tijdens de zitting volgt dat de Raad contact met de vader op dit moment niet in het belangvan de kinderen vindt. Er is sprake van aanmerkelijke onrust en spanningen bij de kinderen voortvloeiend uit omgang met de vader of de gedachte daaraan. De kinderen hebben volgens de moeder last van nachtmerries. In gesprek met de Raad lieten de kinderen angst zien over wat er zal gebeuren als de vader hen zou aanspreken, al konden ze deze angsten niet concreet benoemen. Zij spraken richting de Raad dan ook allebei uit niet met de vader te willen spreken of hem te willen zien. Vanuit Mentaal Beter Jong is aangegeven dat de kinderen nog emotioneel geblokkeerd zijn en hun gevoelens en meningen niet delen. Om hun ontwikkeling te stimuleren is in eerste instantie rust nodig, waarbij er op dit moment geen schatting kan worden gemaakt van hoe lang deze rust zou moeten duren. De dwang op het contact met de vader is volgens de Raad op het gebied van hun sociaal-emotionele ontwikkeling schadelijk voor de kinderen en zal hun weerstand tegen contact met de vader in de toekomst waarschijnlijk alleen maar vergroten. Daarnaast zullen de klachten die zij nu ervaren ernstiger worden als zij niet de rust krijgen die zij nodig hebben om vanuit deze rust behandeling aan te gaan zoals eerder betrokken hulpverlening heeft geadviseerd.

De Raad adviseert daarom om de vader het recht op omgang met de kinderen te ontzeggen. De moeder staat ook achter dit advies.
Op grond van artikel 1:377a BW heeft een kind recht op omgang met zijn ouders. De rechter stelt op verzoek van de ouders of een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De vader verzoekt om een omgangsregeling tussen hem en de kinderen vast te stellen. De Raad adviseert de rechtbank niet alleen om dat verzoek af te wijzen, maar ook om de vader het recht op omgang met zijn zoons te ontzeggen. Dat laatste gaat de rechtbank echter een stap te ver. Niet alleen omdat dat volgens de rechtbank geen recht doet aan de jarenlange strijd die de vader heeft gevoerd voor contact(herstel) met zijn kinderen, maar ook omdat daar door de moeder niet om is verzocht.
De rechtbank volgt de Raad wel in het advies dat het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen op dit moment niet in hun belang is. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tonen daarvoor nog teveel weerstand en het zou op dit moment teveel stress en spanning en daarmee nadelige gevolgen voor ze opleveren. Het verplichten en forceren van contact tussen de kinderen en de vader wordt door hulpverleners en de Raad als schadelijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen gezien. De rechtbank acht het vaststellen van een omgangsregeling daarom niet in het belang van de kinderen. Bovendien zal het hun weerstand tegen mogelijk contact met de vader in de toekomst waarschijnlijk vergroten, zodat contact onder dwang op de langere termijn ook niet in het belang van de vader is. De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat het de vader lukt om zich – hoe verdrietig de situatie ook is – bij deze beslissing neer te leggen en de kinderen de rust te geven die ze nodig hebben. Mogelijk biedt dat voor de toekomst ruimte om – wanneer de kinderen daar klaar voor zijn en daarvoor openstaan – het contact met de vader weer stapsgewijs te herstellen en op te bouwen. De rechtbank geeft de vader in overweging om zijn gevoel voor en gedachten over de kinderen op te schrijven in brieven die hij voor later voor hen bewaart. Als de kinderen op enig moment weer contact met de vader willen en kunnen hebben, dan kan de vader die brieven alsnog aan ze geven.
Brief aan de kinderen
De kinderrechter vindt het belangrijk om de ouders te laten weten dat aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief staat het volgende:
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Jullie weten waarschijnlijk dat er bij de rechtbank een zaak is waarin het gaat over contact met jullie vader. Jullie hebben een tijdje geleden ook gesproken met iemand van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had de Raad voor de Kinderbescherming namelijk gevraagd om te onderzoeken welke beslissing het beste voor jullie zou zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft daarover een advies geschreven en ik heb dat advies besproken met jullie moeder (en haar advocaat) en de advocaat van jullie vader (die namens hem sprak). Daarna heb ik goed nagedacht over de beslissing en vandaag heb ik een beslissing genomen. Ik schrijf deze brief om jullie te laten weten wat die beslissing is.
Ik heb gehoord dat jullie geen contact met jullie vader willen en ik heb ook gehoord dat jullie helemaal niet blij worden van het idee dat er misschien wel contact moet zijn. De Raad voor de Kinderbescherming heeft gezegd dat het voor jullie op dit moment niet goed zou zijn als er wel contact komt en ik volg dat advies. Ik heb daarom besloten dat er geen regeling komt waarin staat dat er contact moet zijn met jullie vader.
Ik vind het heel verdrietig dat er zoveel is gebeurd dat jullie geen contact willen met jullie vader. Ik zou het liefste voor jullie willen dat er normaal contact kan zijn en dat het allemaal niet zo ingewikkeld is. Maar ik begrijp dat dat voor jullie nu niet kan. Ik vind het daarom beter dat er nu geen regeling is. Ik hoop jullie daardoor rust gaan voelen en ik hoop dat jullie daardoor gewoon zonder gedoe jullie leven kunnen leiden.
Ik vind het wel nog belangrijk om te laten weten dat ik denk dat jullie altijd welkom bij jullie vader zijn. Als jullie in de toekomst toch weer contact met hem zouden willen hebben dan kan dat dus. Ik hoop dat jullie moeder jullie daar dan ook bij zal helpen.
Ik wens jullie heel veel succes in de toekomst en voor nu een fijne vakantie. Ik zal de inhoud van deze brief in de beslissing voor jullie ouders opnemen, zodat ze weten wat ik jullie heb geschreven.
Met vriendelijke groet,
de kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2025.