ECLI:NL:RBDHA:2025:17573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
NL25.2532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Marokkaanse eiser met beroep tegen afwijzing door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Marokkaanse eiser, die op 18 juli 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 17 januari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 11 juli 2025 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om partijen te laten reageren op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie over veilige landen van herkomst. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat de minister deugdelijk had gemotiveerd dat de door eiser aangedragen omstandigheden niet leidden tot een schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Marokko. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, maar deze waren niet in behandeling genomen of afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko te vrezen had voor vervolging. De rechtbank heeft de proceskosten van eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2532

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [alias] , eiser

[v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn).

Procesverloop

1. Eiser heeft op 18 juli 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Adil Jamal Abdilahi als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.3.
Na de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 1 augustus 2025 over veilige landen van herkomst. [1] Partijen hebben hierop gereageerd en hebben de rechtbank toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft twee keer eerder een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag van 17 september 2020 is bij beschikking van 19 november 2020 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van 17 december 2020 door deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, ongegrond verklaard (NL20.20066). Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser van 13 november 2021 bij beschikking van 21 februari 2022 buiten behandeling gesteld, omdat eiser de behandeling van de aanvraag niet heeft afgewacht en op 2 februari 2022 zonder kennisgeving van zijn bestemming is vertrokken. Tegelijkertijd met dit besluit is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. Tegen dit besluit heeft hij geen beroep ingesteld.
De onderhavige asielaanvraag
3.1.
Op 18 juli 2024 heeft eiser de asielaanvraag ingediend waar deze procedure over gaat.
3.2.
Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Hij heeft Marokko verlaten na problemen met een opdrachtgever vanwege een mislukt project waarbij goederen niet op tijd werden geleverd. Nadat de opdrachtgever en zijn handlangers naar het huis van eisers familie zijn geweest om verhaal te halen, heeft eiser de situatie opgelost door de goederen alsnog te leveren. Volgens eiser bleef de opdrachtgever hem verantwoordelijk houden voor de reputatieschade. Eiser kwam op een markt in Nador een vermeende handlanger van de opdrachtgever tegen. Uit diens houding en blik leidde eiser af dat er nog steeds een bedreiging van deze opdrachtgever uitgaat. Verder heeft eiser verklaard dat zijn christelijke geloofsovertuiging en politieke opvattingen, waarbij hij zich kritisch uitlaat over het Marokkaanse regime, problemen zouden veroorzaken bij een eventuele terugkeer naar Marokko.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
de problemen met de opdrachtgever;
afvalligheid van de islam;
bekering tot het christendom;
eisers politieke opvatting.
4.1.
Verweerder acht eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar zijn identiteit niet
.Eisers problemen met de opdrachtgever, zijn afvalligheid van de islam en zijn politieke opvatting acht verweerder geloofwaardig. Verweerder acht het niet geloofwaardig dat eiser tot het christendom is bekeerd.
4.2.
Verweerder heeft Marokko als veilig land van herkomst aangemerkt. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat er, in afwijking van de algehele situatie in Marokko, aanleiding is om aan te nemen dat Marokko ten aanzien van eiser persoonlijk niet als veilig land kan worden beschouwd. Eiser heeft volgens verweerder evenmin aannemelijk gemaakt dat, als er zich problemen zouden voordoen in Marokko, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. Daarnaast heeft eiser verweerder misleid over zijn identiteit door bewust een andere naam op te geven dan die naam waarmee hij geregistreerd is.
4.3.
Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw.
Het arrest van het Hof van 1 augustus 2025 [2]
5. Bij brief van 5 september 2025 heeft verweerder aangegeven dat uit het arrest van het Hof volgt dat de aanvraag van eiser niet op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw kennelijk ongegrond had mogen worden verklaard. Verweerder handhaaft deze afdoeningsgrond daarom niet. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat het feit dat eiser een valse naam heeft opgegeven bij zijn asielaanvraag terecht is gekwalificeerd als misleiding in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw en de aanvraag om die reden alsnog terecht kennelijk ongegrond is verklaard. Verweerder wijst er verder op dat er in deze zaak een volle geloofwaardigheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden en dat ten aanzien van alle geloofwaardig bevonden asielmotieven een volle zwaarwegendheidstoets heeft plaatsgevonden. Verweerder meent dat terecht en goed gemotiveerd is geconcludeerd dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Ook blijkt niet dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder concludeert dan ook dat eiser door de (niet gehandhaafde) tegenwerping van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw niet in zijn belangen is geschaad.

Beoordeling door de rechtbank

Tegenwerpen veilig land van herkomst is een gebrek
6. Gelet op het door verweerder erkende gebrek in het bestreden besluit (zie hiervoor onder 5.) zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd dat de door eiser aangedragen omstandigheden niet leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer van eiser naar Marokko. Daarbij komt dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw, nu eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit (zie hierna onder 8.1.). Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank gaat hierna in op de gronden van het beroep.
Gehoor
7. De gemachtigde van eiser wijst er op dat eiser overkomt als een verward en/of zweverig persoon en dat de hoormedewerker de bevreemdingwekkende verklaringen van eiser voor lief heeft genomen terwijl mocht worden verwacht dat eiser met zijn mogelijk verwarrende verklaringen zou worden geconfronteerd. Dat eiser heeft verklaard dat hij klaar was voor het gehoor wil niets zeggen. Niet is immers gebleken dat eiser de beschikking heeft over zelfinzicht en in staat is om de gevolgen van zijn handelen en verklaringen te overzien.
7.1.
Voor zover eiser aanvoert dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat tijdens het gehoor onvoldoende rekening is gehouden met eiser, volgt de rechtbank dat niet. Anders dan eiser stelt, is niet gebleken dat hij niet in staat was om te worden gehoord. In beginsel mag verweerder ervan uitgaan dat als eiser verklaart dat hij klaar is voor het gehoor, dit ook zo is. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de gang van zaken niet dat dit in dit geval anders is. Hoewel uit het rapport van het nader gehoor blijkt dat eiser niet altijd antwoord gaf op de gestelde vragen, heeft de hoormedewerker meerdere keren aan eiser gevraagd of hij de vragen begreep en of hij de tolk goed kon verstaan en herhaalde de hoormedewerker waar nodig de vragen totdat eiser antwoord had gegeven op de vraag. Niet is gebleken dat de hoormedewerker op een andere manier rekening met hem had moeten houden tijdens het gehoor. Eiser is op 7 november 2024 medisch onderzocht. Uit het medisch advies van MediFirst van 8 november 2024 volgt dat eiser gehoord kon worden en is niet gebleken dat sprake was van bijzonderheden waar tijdens het gehoor rekening mee moest worden gehouden. Eiser heeft verder ook niet met stukken onderbouwd dat hij niet kon worden gehoord. Uit de in beroep overgelegde (onvertaalde) verklaring van een Duitse arts van 10 september 2024 volgt dat ook niet. Dat uit de verklaring zou volgen dat eiser aan angststoornissen lijdt is daarvoor onvoldoende in het licht van eisers eigen verklaring, de rapporten van MediFirst en de hiervoor genoemde waarborgen die tijdens het gehoor in acht zijn genomen. Ook het standpunt van de gemachtigde van eiser dat eiser filosofische antwoorden geeft op vragen maakt het voorgaande niet anders. Dat verweerder eiser opnieuw medisch had moeten onderzoeken naar aanleiding van eisers gedrag tijdens het gehoor volgt de rechtbank gelet op het voorgaande dus niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Identiteit, nationaliteit en herkomst
8. Eiser voert aan dat het nooit de bedoeling was om de Nederlandse overheid te misleiden over zijn identiteit. Hij was al bij verweerder bekend vanwege zijn eerdere asielaanvragen. Eiser heeft nu onder de naam [eiser] een asielaanvraag ingediend om zijn verbondenheid met Jezus uit te drukken. Op pagina 5 van het rapport van nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij om religieuze redenen zijn naam heeft veranderd. Volgens eiser heeft verweerder deze verklaring ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
Verweerder heeft ook niet op inzichtelijke wijze onderbouwd waarom de gebruikte naam de geloofwaardigheid van zijn relaas aantast. Het lag op de weg van verweerder om aanvullende vragen te stellen over eisers naam. Dit is niet of onvoldoende gebeurd, zodat het besluit in strijd is genomen met de samenwerkingsplicht, aldus eiser.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd waarom de identiteit van eiser ongeloofwaardig is geacht. Eiser heeft de onderhavige asielaanvraag ingediend onder de naam [eiser] . Ook in de eerdere procedures heeft eiser een asielaanvraag ingediend onder deze naam. Gedurende de huidige asielprocedure is gebleken dat eiser onder andere in Zwitserland geregistreerd staat als [alias] . Eiser heeft in het nader gehoor erkend dat hij in Marokko geregistreerd staat als [alias] nadat hij hiermee werd geconfronteerd. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat van een vreemdeling wordt geacht dat hij zijn ware personalia gebruikt bij het indienen van een asielaanvraag. Dat eiser tijdens het gehoor heeft uitgelegd dat hij de naam [alias] niet meer wil gebruiken, maakt niet dat hij nu officieel [eiser] heet, zodat verweerder niet ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat zijn identiteit niet wordt gevolgd en sprake is van misleiding omtrent zijn identiteit. Ook dat eiser stelt dit te hebben gedaan om zijn verbondenheid met Jezus uit te drukken, maakt dit niet anders en maakt ook niet dat verweerder onvoldoende heeft doorgevraagd op dit onderwerp. De beroepsgrond slaagt niet.
Bekering tot het christendom
9. Volgens eiser heeft verweerder zijn bekering tot het christendom ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser voert hiertoe aan dat hem ten onrechte wordt verweten geen objectieve documenten omtrent zijn bekering te hebben overgelegd. Verweerder heeft niet duidelijk gemaakt welke documenten van hem verwacht worden, zodat het besluit op dit punt niet inzichtelijk is gemotiveerd. Ook is niet aan eiser gevraagd welke documenten hij zou kunnen overleggen, zodat verweerder in strijd handelt met de onderzoeks- en samenwerkingsplicht. De vage verklaringen van eiser zijn te wijten aan zijn zweverige levensinstelling en mogelijk ook zijn verwardheid. Voor wat betreft de religieuze vrijheid in Marokko voert eiser aan dat dit wellicht staatsrechtelijk is geregeld, maar dat op straat een bekeerling niet wordt geaccepteerd. Bekering tot het christendom in Marokko is formeel mogelijk, maar het kan in de praktijk uitdagend zijn vanwege sociale, juridische en culturele factoren. Marokko is een overwegend islamitisch land en kent een sterke nadruk op de islam als de staatsreligie. Ook als verweerder meent dat de bekering niet geloofwaardig is, zijn de problemen voor een ‘vermeende’ bekeerling aanwezig in Marokko, aldus eiser.
9.1.
Uit het bestreden besluit volgt dat niet langer aan eiser wordt tegengeworpen dat hij geen documenten heeft overgelegd met betrekking tot zijn bekering. Verweerder stelt zich echter niet ten onrechte op het standpunt dat eisers verklaringen over zijn bekering geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft in dit kader aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen over de bekering inconsistent zijn, hij summier en vaag heeft verklaard over het christendom, dat de door eiser gestelde priesterlijke rang niet rijmt met zijn verklaringen, niet valt in te zien dat eiser in Marokko zijn christelijke geloof helemaal niet geuit zou hebben, eiser vaag verklaart over de stromingen binnen het christendom en de verklaringen van eiser waarom hij geen kerk kan bezoeken in Nederland vaag zijn. Eiser heeft de inhoudelijke tegenwerpingen niet bestreden. De enkele stelling van eiser dat zijn vage verklaringen te wijten zijn aan zijn zweverige levensinstelling en mogelijk zijn verwardheid, is onvoldoende verklaring voor alle tegenwerpingen die verweerder heeft gedaan, ook in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden waaronder de gehoren hebben plaatsgevonden. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat hij vaag verklaart vanwege medische redenen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is de door eiser overgelegde onvertaalde verklaring van een Duitse arts waaruit volgt dat eiser aan angststoornissen lijdt, hiervoor onvoldoende. Nu verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig acht dat eiser tot het christendom is bekeerd, is niet gebleken waarom eiser bij terugkeer alsnog in de problemen zou komen als een (vermeende) bekeerling. De beroepsgrond slaagt niet.
Afvalligheid
10. Eiser voert aan dat nu de afvalligheid geloofwaardig is geacht, niet enkel kan worden aangevoerd dat hij niets te vrezen heeft omdat in Marokko godsdienstvrijheid zou bestaan. Voor zover eiser geen problemen heeft gehad in Marokko, wat hij bestrijdt, mag van hem niet worden verwacht dat hij zich hierin terughoudend opstelt. Hij heeft naast problemen met de overheid, ook problemen met zijn familie wegens zijn afvalligheid.
10.1.
Anders dan eiser stelt, verwacht verweerder niet van eiser dat hij zich bij terugkeer naar Marokko terughoudend opstelt in zijn afvalligheid. Verweerder acht het geloofwaardig dat eiser afvallig is, maar stelt zich op het standpunt dat afvalligheid in Marokko doorgaans geen aanleiding geeft tot problemen. Er zijn volgens verweerder in het verleden incidenten geweest waarbij Marokkaanse autoriteiten personen lastigvielen die zich kritisch uitlieten over de islam, maar niet is gebleken dat eiser in een vergelijkbare positie verkeert. Eiser heeft immers verklaard dat hij jarenlang in Marokko heeft geleefd als afvallige zonder problemen te ondervinden. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat dit erop wijst dat eisers afvalligheid destijds geen negatieve aandacht heeft getrokken, zodat kan worden aangenomen dat dit ook bij terugkeer niet het geval zal zijn. Gesteld noch gebleken is dat de situatie in Marokko op dit punt is veranderd, dat eiser meer zichtbaarheid heeft verkregen of activiteiten heeft ondernomen of zal ondernemen die dit anders zouden maken. De beroepsgrond slaagt niet.
Politieke opvatting
11. Volgens eiser is hij terecht gevolgd in zijn verklaringen over zijn politieke opvatting, maar heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat Marokko een veilig land van herkomst is voor hem. Eiser voert aan dat er een uitzondering op de presumptie van Marokko als veilig land van herkomst is voor personen die zich negatief uitlaten over het koningshuis, de regering en de islam, wat eiser juist heeft gedaan. De Facebookberichten zijn opgevraagd en zullen worden overgelegd.
11.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko te vrezen heeft voor de Marokkaanse autoriteiten vanwege zijn politieke uitingen. Volgens verweerder leidt kritiek op de Marokkaanse politiek over het algemeen, zeker wanneer geuit via kleinschalige mediaplatforms en vanuit het buitenland zoals eiser heeft gedaan, zelden tot vervolging. Hoewel Marokko beperkingen kent op de vrijheid van meningsuiting, richt handhaving zich doorgaans op prominente journalisten, activisten of invloedrijke personen. De verklaringen van eiser laten volgens verweerder niet zien dat hij tot deze groep behoort. Verweerder stelt zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt dat gezien het beperkte bereik van de video’s van eiser op YouTube, het ontbreken van concrete bedreigingen en de twijfel over de inhoud van zijn politieke uitingen, het niet aannemelijk is dat eisers activiteiten zouden leiden tot problemen bij terugkeer. Het is niet duidelijk geworden wat precies in de video’s van eiser wordt gezegd, nu deze niet vertaald zijn. Verder is niet gebleken wat precies op eisers Facebookpagina zou staan, nu hij deze niet meer heeft overgelegd. Ook de verklaringen van eiser bevatten geen concrete informatie over bedreigingen, oproepen of maatregelen tegen hem persoonlijk vanuit de Marokkaanse autoriteiten als gevolg van zijn politieke activiteiten. Verweerder stelt zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Marokko in de negatieve belangstelling zal staan van de autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige gronden van beroep
12. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die zien op het inreisverbod van 21 februari 2022 ter zitting heeft laten vallen. Wat eiser heeft aangevoerd over de kritiek door Amnesty International en Human Rights Watch over mensenrechtenschendingen en de vrijheid van meningsuiting in Marokko gaat over de Sub Sahara in Afrika. Eiser heeft niet onderbouwd waarom deze stellingen op zijn situatie zien, zodat ook deze beroepsgronden niet slagen.

Conclusie

13. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand worden gelaten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2025:591.
2.ECLI:EU:C:2025:591.