ECLI:NL:RBDHA:2025:1760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24 / 5372, AWB 24 / 5374
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en terugkeerbesluit Oekraïense eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Oekraïense eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een verzoek om bescherming ingediend op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, maar zijn asielaanvraag werd buiten behandeling gesteld omdat hij zich niet had gemeld in Ter Apel. De rechtbank oordeelde dat de minister geen terugkeerbesluit had mogen opleggen zonder eerst te onderzoeken of de eiser bij terugkeer naar Oekraïne in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zou komen. De rechtbank baseerde zich op het arrest Ararat van het Hof van Justitie van de EU, waarin het beginsel van non-refoulement wordt benadrukt. De rechtbank vernietigde het terugkeerbesluit, omdat niet was aangetoond dat de eiser veilig kon terugkeren naar Oekraïne. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de hoofdzaak was beslist. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de rechten van asielzoekers, vooral in het licht van de huidige situatie in Oekraïne.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24 / 5372 (beroep)
AWB 24 / 5374 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 29 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna eiser,

V-nummer: [v-nummer] ,
(gevolmachtigde: mr. M. Vavilins),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld en bepaald dat hij binnen vier weken de Europese Unie dient te verlaten en moet terugkeren naar Oekraïne.
Eiser heeft op 25 maart 2024 beroep (zaaknummer: AWB 24/5372) ingesteld tegen het bestreden besluit en een verzoek (zaaknummer: AWB 24/5374) gedaan voor het treffen van een voorlopige voorziening die ertoe strekt om de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag op te schorten.
Op 3 december 2024 heeft de rechtbank het beroep en het verzoek om een
voorlopige voorziening op zitting behandeld. Daarbij zijn verschenen: eiser,
de gevolmachtigde van eiser en verweerder.

Overwegingen

1. De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft de Oekraïense nationaliteit en is geboren op [datum] 1979. Hij heeft zich aangemeld bij de gemeente om bescherming te ontvangen op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) [1] . Op 17 april 2023 heeft verweerder aan eiser een besluit uitgereikt waarin staat dat hij niet aan de voorwaarden van de Richtlijn voldoet.
2. Verweerder heeft het verzoek om tijdelijke bescherming en de inschrijving in de gemeente ook opgevat als een (onvolledige) asielaanvraag en heeft bij het besluit van 17 april 2023 aan eiser meegedeeld dat hij zich binnen twee weken moet melden. Eiser heeft zich niet gemeld, waarna verweerder in het voornemen van 23 januari 2024 nogmaals de mogelijkheid heeft geboden om zich te melden, als hij zijn asielaanvraag wil doorzetten.
3. Eiser heeft zich niet gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Verweerder heeft de
asielaanvraag vervolgens buiten behandeling gesteld.

Beoordeling door de rechtbank

Buiten behandeling stellen van de asielaanvraag
4. Eiser voert aan dat hij niet goed heeft begrepen dat op 17 april 2023 is besloten dat hij niet onder de tijdelijke richtlijn valt, omdat hij de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is. De post over zijn asielaanvraag is achtergehouden door een buurman, die hem pas de post heeft overhandigd, toen eiser die buurman had aangekondigd op 15 maart 2024 te gaan verhuizen. Hij ontving hierom pas op 15 maart 2024 het voornemen en de beschikking. Eiser voert ook aan dat deze niet aangetekend zijn verstuurd, waardoor er geen zekerheid is geboden dat het voornemen en de beschikking bij hem terechtkomen. Hij voert ook aan dat hij geen gebruik wil maken van de voorzieningen voor Oekraïense ontheemden omdat hij zichzelf onderhoudt, maar wil enkel de mogelijkheid om zich in Nederland te vestigen.
4.1.
Verweerder stelt dat zowel het voornemen als het besluit van 23 januari 2024 en 28 februari 2024 op de juiste manier is verzonden, met de juiste adressering en verzenddatum, en er een deugdelijke verzendadministratie is. Verweerder ondersteunt dit standpunt met een kopie van de administratie van het verzendhuis van INDiGO. Verweerder stelt dat de wijze van verzending voldoet aan de vereisten van artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
4.2.
De rechtbank overweegt dat verweerder de bevoegdheid heeft om een aanvraag buiten behandeling te stellen, als de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Op grond van artikel 3.108 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is eiser verplicht om zijn asielaanvraag in persoon in te dienen en te ondertekenen op de door de IND aangewezen plaats, te weten Ter Apel.
4.3.
Ten aanzien van hetgeen door eiser is aangevoerd ten op zichtte van het niet ontvangen van het voornemen en het besluit, overweegt de rechtbank het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dient het bestuursorgaan in het geval van niet aangetekende verzending van een rechtens van belang zijnde document, aannemelijk te maken dat het desbetreffende document is verzonden. [2] De omstandigheid dat per post verzonden stukken in de regel op het daarop vermelde adres van de geadresseerde worden bezorgd, rechtvaardigt het vermoeden van ontvangst van het document op dat adres. Dit brengt mee dat het bestuursorgaan in eerste instantie kan volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van de juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Dat het besluit naar het juiste adres is verzonden, blijkt uit het feit dat eiser de post heeft ontvangen op het bij verweerder bekende adres. De omstandigheid dat eiser de post niet tijdig heeft kunnen openen vanwege zijn buurman, terwijl het wel aan hem geleverd is, komt voor rekening van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit Oekraïne
5. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet terug kan keren naar Oekraïne, omdat er oorlog is in Oekraïne, en richt zich daarmee tegen het opgelegde terugkeerbesluit waarin staat vermeld dat eiser terug moet keren naar Oekraïne. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of verweerder aan eiser een terugkeerbesluit heeft mogen opleggen.
5.1.
Verweerder heeft ter zitting een motivering gegeven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het terugkeerbesluit aan eiser heeft mogen opleggen. Verweerder heeft op zitting gemotiveerd dat als eiser meent dat hij gevaar loopt in Oekraïne, hij opnieuw een asielaanvraag kan indienen. Verweerder heeft op zitting ook gesteld dat eiser terug kan keren naar Oekraïne, omdat niet heel het grondgebied van Oekraïne onveilig is.
5.2.
Uit het arrest Ararat van het Hof van Justitie van de EU (het Hof) van 17 oktober 2024 [3] (rechtsoverweging 35) volgt dat verweerder verplicht is om het beginsel van non-refoulement in alle fasen van de terugkeerprocedure te eerbiedigen. Het ‘beginsel van non-refoulement’ houdt in dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd. In het arrest van het Hof van 22 november 2022 [4] heeft het Hof overwogen dat de Terugkeerrichtlijn [5] behoudens de uitzonderingen van artikel 2, tweede lid, van toepassing is op alle illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende derdelanders. De Terugkeerrichtlijn is dus van toepassing op eiser, nu hij niet in aanmerking komt voor bescherming op grond van de RTB.
5.3.
Het besluit geldt gelet op artikel 30c, derde lid in samenhang met artikel 45, eerste lid van de Vw tevens als terugkeerbesluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen terugkeerbesluit heeft mogen opleggen, zonder van tevoren te onderzoeken of eiser bij terugkeer naar Oekraïne in een situatie terecht komt die in strijd is met artikel 3 EVRM. [6] De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet. In het meer recente arrest Ararat heeft het Hof immers geoordeeld dat de bevoegde autoriteit (verweerder) verplicht is om in alle fasen van de terugkeerprocedure, ongeacht de redenen die aan de situatie van illegaal verblijf van de derdelander ten grondslag liggen, het beginsel van non-refoulement dient te eerbiedigen. Volgens het Hof is een nationale regel of praktijk, waarvan de eerbiediging van dit beginsel slechts kan worden onderzocht in het kader van een procedure inzake internationale bescherming, in strijd met artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn, gelezen in samenhang met artikel 19, tweede lid, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank is van oordeel dat in het terugkeerbesluit niet kenbaar en deugdelijk is gemotiveerd of eiser terug kan keren naar Oekraïne, met betrekking tot het beginsel van non-refoulement. De rechtbank gaat niet mee in het ter zitting aangedragen standpunt dat delen van Oekraïne veilig genoeg zijn om naar terug te keren. Immers, personen met de Oekraïense nationaliteit kunnen als ontheemden, en dus vanwege de algemene situatie in Oekraïne, in aanmerking komen voor bescherming met een beroep op de Richtlijn Tijdelijke Bescherming of een asielaanvraag indienen.
5.4.
Het standpunt van verweerder dat pas na de indiening van een (nieuwe) asielaanvraag kan worden beoordeeld of eiser terug kan keren naar Oekraïne, gaat niet op. Dat standpunt gaat namelijk over een eventueel nieuw in te dienen asielaanvraag en niet over het bestreden besluit, waarin reeds een terugkeerbesluit is vervat. De beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op het terugkeerbesluit, wordt daarom vernietigd.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit van eiser.
6.1.
Nu in de hoofdzaak is beslist, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af.
6.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu eiser geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M. Doorman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022.
2.18 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2795.
3.ECLI:EU:C:2024:892.
4.ECLI:EU:C:2022:913540, r.o.45 en 49.
5.Richtlijn 2008/115/EG.
6.Het Verdrag voor de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.