ECLI:NL:RBDHA:2025:17606
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om vervangende toestemming voor een vakantie met minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S. Salhi, heeft verzocht om toestemming om met de kinderen naar [land 1] of een ander Europees land te reizen in de periode van 19 juli 2025 tot en met 31 augustus 2025. De vader, die ook als belanghebbende is aangemerkt, heeft mondeling verweer gevoerd, maar heeft geen concrete bezwaren tegen de vakantieplannen van de moeder geuit. De ouders zijn van 2017 tot 2022 gehuwd geweest en hebben samen twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en de ouders oefenen gezamenlijk gezag uit.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het belang van de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat ze haar zus in [land 1] wil bezoeken en dat ze afhankelijk van haar financiële situatie dagtripjes naar omliggende landen wil maken. De rechtbank oordeelt dat de geplande vakantie in het belang van de kinderen is en verleent de moeder de gevraagde toestemming, die de toestemming van de vader vervangt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder direct met de voorbereidingen voor de vakantie kan beginnen, ondanks het verweer van de vader. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. C. van Hees, in aanwezigheid van griffier mr. M.G.J. Konings.