ECLI:NL:RBDHA:2025:17610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/09/685724 / FA RK 25-3869
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen de ouders van de minderjarige [minderjarige 1]. De vader heeft verzocht om een regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, alsook om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1]. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader, met als argument dat [minderjarige 1] nog te jong is voor co-ouderschap en dat er momenteel geen respectvol ouderschap tussen de ouders bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] uitoefenen en dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders verstoord is. De rechtbank heeft beide ouders de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan ouderschapsbemiddeling om de communicatie en samenwerking te verbeteren. In de beschikking is vastgelegd dat [minderjarige 1] bij de moeder woont, maar dat er een zorgregeling is waarbij de vader [minderjarige 1] op bepaalde dagen en tijden verzorgt. Tevens is de kinderalimentatie vastgesteld op € 133,13 per maand, met ingang van 1 januari 2025. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3869
Zaaknummer: C/09/685724
Datum beschikking: 21 augustus 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Kinderalimentatie

Beschikking op het op 23 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C. van der Zalm te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. G.V. van der Bom te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-bericht van 15 juli 2025, met bijlagen, van de vader.
Op 17 juli 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op
  • [minderjarige 1] staat in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van de
  • Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] uit.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het treffen van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, in die zin dat:
  • [minderjarige 1] de ene week bij de vader zal verblijven en de andere week bij de moeder,
  • de (school)vakanties en feestdagen tussen partijen via het in productie 3 opgenomen
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt zelfstandig:
- het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder te bepalen;
- een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, in
die zin dat [minderjarige 1] in de
onevenweken bij de vader verblijft iedere maandag na de
opvang tot dinsdag naar de opvang en iedere zaterdag van 9.00 uur tot zondag 9.00
uur en in de
evenweken iedere donderdag na de opvang tot 18.30 uur,
waarbij geldt dat de vader [minderjarige 1] telkens ophaalt en terugbrengt, dan wel een
zorgregeling vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie vermeent te
behoren.
- dat (enkel) de feestdagen tussen partijen worden verdeeld zoals door de vader is
verzocht in productie 3 van het inleidend verzoekschrift;
- te bepalen dat de vader met ingang van 1 maart 2024 een bijdrage in de kosten van
verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] bij vooruitbetaling aan de moeder zal voldoen
van € 125,- per maand en met ingang van 1 januari 2025 een bedrag van € 133,13
per maand;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken constateert de rechtbank dat partijen het erover eens zijn dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf bij de moeder heeft en dat de vader ermee akkoord gaat met dat dit door de rechtbank in een beschikking zal worden vastgelegd.
Partijen zijn het erover eens dat zij op dit moment uitvoering geven aan een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] bij de vader verblijft:
  • iedere maandag, dinsdag en donderdag van 15.00 uur tot 18.30 uur, waarbij de
  • iedere zaterdag van 09.00 uur tot 20.00 uur, waarbij de vader haar bij de moeder
De vader zorgt er steeds voor dat [minderjarige 1] bij hem heeft gegeten voordat ze teruggaat naar de moeder.
De vader wil de zorgregeling graag uitbreiden naar een co-ouderschap, omdat hij een volwaardige vaderrol voor [minderjarige 1] wil vervullen, wat hij naar eigen zeggen ook kan waarmaken. De vader werkt 24 uur per week voor zichzelf als parketteur en is daardoor flexibel in het plannen van zijn werktijden. De vader heeft nog een minderjarige dochter ( [minderjarige 2] , het halfzusje van [minderjarige 1] ) waarvoor hij zes dagen per week zorgt. Volgens de vader is het in het belang van [minderjarige 1] als zij met [minderjarige 2] kan opgroeien en een hechte band met haar opbouwt. De moeder gaat niet akkoord met het door de vader verzochte co-ouderschap, omdat – samengevat – [minderjarige 1] daarvoor nog te jong is en het voor co-ouderschap vereist is dat tussen ouders sprake is van respectvol ouderschap (wat volgens haar nu niet het geval is). Daarnaast is volgens de moeder normaal onderling overleg over [minderjarige 1] onmogelijk.
De beide ouders zijn het erover eens dat de onderlinge verstandhouding is verstoord en dat dat zijn weerslag heeft op de overdrachtsmomenten. Die momenten verlopen niet prettig en er is nauwelijks sprake van (constructieve) onderlinge communicatie over [minderjarige 1] .
In het verleden is Veilig Thuis betrokken geweest bij partijen en de moeder wordt momenteel nog ondersteund door [zorginstantie] . Daarnaast staat de moeder op de wachtlijst voor een traject Parallel Solo Ouderschap.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank ook geconstateerd dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen is verstoord en dat het ontbreekt aan wederzijds vertrouwen. Het is in het belang van de nog zeer jonge [minderjarige 1] dat daar verbetering in komt.
Beide ouders hebben in dit verband op de zitting hun bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Het is de bedoeling dat partijen tijdens het traject ouderschapsbemiddeling gaan werken aan de onderlinge verstandhouding en communicatie en dat afspraken worden gemaakt over de zorg en opvoeding van [minderjarige 1] , waaronder de zorgregeling.
In de tussentijd zal de volgende zorgregeling van toepassing zijn, welke regeling de rechtbank in deze beschikking vastlegt. [minderjarige 1] verblijft voortaan – totdat partijen desgewenst anders afspreken tijdens het traject ouderschapsbemiddeling – bij de vader:
- iedere week: op maandag vanuit de opvang (15.00 uur) tot dinsdag 18.30 uur;
  • om het weekend op zaterdag vanaf 10.00 uur tot zondag 11.00 uur;
  • de vader haalt en brengt.
Uitgangspunt bij deze regeling is dat de vader heeft aangegeven flexibel te zijn qua tijden en meer tijd met zijn dochter te willen hebben. Omdat [minderjarige 1] nog erg jong is en de communicatie tussen partijen niet op orde is, is co-ouderschap volgens de rechtbank nu een brug te ver en niet in het belang van [minderjarige 1] . Bovenstaande regeling zorgt er wel voor dat ook de vader een overnachting en een ‘ochtendritueel’ met [minderjarige 1] heeft en bovendien kan de kinderopvang op de dinsdag worden opgezegd.
Omdat de moeder akkoord gaat met de door de vader verzochte verdeling van de feestdagen zal de rechtbank die verdeling in deze beschikking vastleggen.
Het is aan de beide ouders om de verdeling van de (school)vakanties verder te bespreken tijdens het traject ouderschapsbemiddeling. De rechtbank geeft partijen in dat verband mee dat het gebruikelijk is – bij kinderen in de leeftijd van [minderjarige 1] – dat die leeftijd niet in de weg staat aan een vakantieverdeling waarbij vakanties van 1 tot 2 weken bij helfte worden gedeeld (dus elke ouder heeft een aaneengesloten halve/hele week met het kind) en waarbij in de zomervakantie elke ouder twee aaneengesloten weken met het kind doorbrengt.
Kinderalimentatie
Tussen partijen is niet in geschil dat zij in maart 2024 zijn overeengekomen dat de vader aan de moeder maandelijks een bedrag van € 125,- aan kinderalimentatie betaalt. Partijen vonden dat destijds allebei een redelijk bedrag. Ook is niet in geschil dat de vader dit bedrag tot en met februari 2025 aan de moeder heeft betaald.
De moeder verzoekt om deze tussen partijen gemaakte afspraak in de beschikking vast te leggen. De vader stelt zich op het standpunt dat hij nog maar in staat is om maandelijks een bijdrage van € 25,- te voldoen. Ter onderbouwing hiervan zijn door hem echter geen financiële stukken overgelegd, zodat het onduidelijk is wat zijn inkomen of draagkracht is. Ook is door de vader geen verzoek om wijziging van de kinderalimentatie ingediend.
In het licht van het bovenstaande kan de rechtbank niet anders dan dat wat partijen in maart 2024 zijn overeengekomen in deze beschikking vastleggen en wel met ingang van
1 januari 2025, omdat de man de overeengekomen kinderalimentatie over maart tot en met december 2024 geheel heeft voldaan zodat de vrouw er geen belang bij heeft dat over deze maanden van het jaar 2024 een executoriale titel wordt verkregen. De uit de wet voortvloeiende indexering is van toepassing op de tussen partijen gemaakte afspraak (artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek). Hieruit volgt dat de man met ingang van 1 januari 2025 het geïndexeerde bedrag van € 133,13 per maand verschuldigd is. Omdat hij over de maanden januari en februari 2025 € 125,- aan de moeder heeft betaald, is hij over die twee maanden alsnog € 8,13 per maand aan de moeder verschuldigd.
Met inachtneming van het bovenstaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen.
De rechtbank wijst er ten overvloede op dat de hiervoor vastgestelde bijdrage jaarlijks van rechtswege wordt gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage. De vader is dus gehouden de daardoor verhoogde alimentatie te voldoen.
Proceskosten
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] ,
wonende te ’s-Gravenhage,
en
[de moeder] ,
wonende te ’s-Gravenhage;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, [adres] , [postcode] [plaats] ;
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2023 te
[geboorteplaats] , het hoofdverblijf heeft bij de moeder;
*
bepaalt dat [minderjarige 1] bij de vader zal zijn:
- iedere week: op maandag vanuit de opvang (15.00 uur) tot dinsdag 18.30 uur;
- om het weekend op zaterdag vanaf 10.00 uur tot zondag 11.00 uur;
de vader haalt en brengt;
- op de volgende feestdagen:
 eerste Paasdag
 Koningsdag
 eerste Pinksterdag
 Sinterklaas in de even jaren
 tweede Kerstdag
 Oud en Nieuw in de oneven jaren
 Vaderdag
 verjaardag van [minderjarige 1] in de even jaren
 verjaardag vader;
*
bepaalt dat de vader aan de moeder, met ingang van 1 januari 2025 een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [minderjarige 1] van € 133,13,- per maand zal betalen, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 augustus 2025.