ECLI:NL:RBDHA:2025:17614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
C/09/673527 / FA RK 24-7137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de ouders van drie minderjarige kinderen. De moeder heeft een verzoek ingediend tot wijziging van de omgangsregeling en om gezamenlijk gezag met de vader. De vader, die niet verschenen was op de zitting, verzocht om gezamenlijk gezag, maar de moeder was hiertegen gekant. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen constructieve communicatie tussen de ouders is en dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen. De moeder heeft ook verzocht om een omgangsregeling waarbij de vader elke woensdag van 11.30 uur tot 19.00 uur bij de moeder thuis omgang heeft met de kinderen. De rechtbank heeft deze regeling vastgesteld, omdat deze al in de praktijk werd uitgevoerd. Daarnaast heeft de moeder kinderalimentatie van € 221,- per maand verzocht, maar de rechtbank heeft, wegens onvoldoende inkomensgegevens, de alimentatie vastgesteld op € 50,- per maand, ingaande op 1 september 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7137
Zaaknummer: C/09/673527
Datum beschikking: 28 augustus 2025

Gezag, omgang c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Kinderalimentatie

Beschikking op het op 3 oktober 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. de Bluts te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
thans zonder advocaat (voorheen: mr. M.L. Wierstra te Den Haag).

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweer tegen de zelfstandige verzoeken.
Op 24 juli 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming. De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben in gezinsverband samengewoond.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • De kinderen zijn door de vader erkend.
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen belast.
  • Bij proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 19 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de omgang tussen de vader en de kinderen als volgt zal plaatsvinden:
o met ingang van 23 mei 2022 voor de duur van twee weken op maandag en dinsdag telkens van 10:0 uur tot 14:00 uur;
o met ingang van 6 juni 2022 voor de duur van vier weken op maandag en dinsdag telkens van 10:00 uur tot 18:00 uur;
o met ingang van 4 juli 2022 telkens van maandag 10:00 uur tot dinsdag 18:30 uur;
waarbij in alle gevallen geldt dat de vader de kinderen bij de moeder ophaalt en bij haar terugbrengt.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
  • wijziging van na te melden proces-verbaal van 19 mei 2022, in die zin dat de moeder thans verzoekt een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader omgang heeft met de kinderen elke woensdag van 11.30 uur tot 19.00 uur bij de moeder thuis en waarbij geldt:
  • vaststelling van een door de vader te betalen kinderalimentatie van totaal € 221,- per maand kind, vanaf de beschikkingsdatum bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 1 september 2024;
  • dan wel een zodanige omgangsregeling en onderhoudsbijdrage vast te stellen als de rechtbank het meest in het belang van de kinderen acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De moeder doet haar verzoek betreffende de omgangsregeling steunen op de stelling dat de omstandigheden nadien zijn gewijzigd.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en verzoekt daarnaast:
  • vaststelling van een omgangs- c.q. zorgregeling (inclusief verdeling van vakanties en feestdagen) zoals omschreven in punt V. onder a t/m l van het petitum;
  • te bepalen dat de vader en de moeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de kinderen worden belast;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Gezag
De vader verzoekt om voortaan samen met de moeder te worden belast met het ouderlijk gezag over de kinderen, omdat hij samen met de moeder belangrijke beslissingen over de kinderen wil nemen en omdat de kinderen volgens hem recht hebben op en behoefte hebben aan gelijkwaardig ouderschap. Gezamenlijk gezag is het uitgangspunt van de wetgever en er is volgens de vader geen sprake van contra-indicaties zoals bedoeld in artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Verder heeft de vader aangevoerd dat gezamenlijk gezag voorkomt dat – mocht de moeder onverhoopt komen te overlijden – een rechterlijke beslissing nodig is om hem met het gezag over de kinderen te belasten. Tenslotte heeft de vader aangevoerd dat hij vreest dat de moeder met de kinderen verhuist zonder hem erover te informeren waarheen.
De moeder gaat niet akkoord met gezamenlijk gezag, omdat overleg met de vader niet mogelijk is waardoor zij in de praktijk altijd alle beslissingen over de kinderen heeft genomen. De moeder wijt de onenigheid tussen partijen aan de eigen (drank/drugs gerelateerde) problematiek van de vader.
Op grond van artikel 1:253c, eerste en tweede lid van het BW kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over een kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken is niet gebleken dat tussen de ouders sprake is van constructieve communicatie, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag.
Verder is het zelfstandige verzoek van de vader mager gemotiveerd. De vader is echter niet naar de zitting gekomen om zijn verzoek nader toe te lichten.
In het licht van het bovenstaande acht de rechtbank de ouders niet in staat om beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg te kunnen nemen. Gezamenlijk gezag acht de rechtbank daarom anderszins niet in het belang van de kinderen.
De rechtbank zal het verzoek van de vader daarom afwijzen.
Omgang
Op grond van artikel 1:377a in samenhang met artikel 1:377e, eerste lid van het BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing inzake de omgang wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Ontvankelijkheid: wijziging van omstandigheden
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een wijziging van omstandigheden. Ook de rechtbank is gebleken dat na de eerder genoemde vaststelling van een omgangsregeling in mei 2022 de omstandigheden zijn gewijzigd. Immers, in de tussentijd is [minderjarige 3] geboren en is de moeder samen met de kinderen vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] verhuisd.
De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
De moeder verzoekt een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader elke woensdag van 11.30 uur tot 19.00 uur bij de moeder thuis omgang heeft met de kinderen.
Ter onderbouwing hiervan heeft de moeder op de zitting verklaard dat de door haar verzochte regeling – in afwijking van de in kort geding vastgestelde regeling – in de praktijk ook al door partijen wordt uitgevoerd. Omdat de moeder zorgen heeft over het drank- en drugsgebruik van de vader, hij niet over een auto beschikt en omdat ze niet bekend is met zijn woonadres, vond de moeder het niet verantwoord om de kinderen in de weekenden alleen naar de vader te laten gaan.
Volgens de moeder is de vader regelmatig op woensdagen van 11.00 tot 18.00 uur bij haar en de kinderen. Zij doen dan hun eigen programma, en de moeder gaat haar eigen gang. [minderjarige 1] gaat op de woensdag naar dansles en de vader gaat dan soms mee. Als de vader op de woensdag niet komt opdagen springt oma moederszijde soms in. Volgens de moeder mag de vader de kinderen altijd komen opzoeken. Ze kunnen ook videobellen. Maar dat is in de praktijk soms lastig omdat de vader volgens de moeder niet altijd een telefoon tot zijn beschikking heeft.
Omdat de rechtbank geen reden heeft om te twijfelen aan bovenstaande verklaringen van de moeder, zal de rechtbank een omgangsregeling vastleggen die aansluit bij de huidige praktijk, te weten dat de vader elke woensdag van 11.00 uur tot 18.00 uur bij de moeder thuis omgang heeft met de kinderen.
De moeder verzoekt daarnaast om vast te leggen dat de vader de moeder elke maandagavond tussen 19.00-22:00 uur per whats-app bericht of e-mail moet laten weten of hij de omgang op de eerstvolgende woensdag zal nakomen, bij gebreke waarvan zijn recht op die omgang vervalt. Omdat een rechtsgrond voor dit verzoek ontbreekt en de moeder daarnaast op de zitting heeft verklaard dat de vader regelmatig geen telefoon ter beschikking heeft, wijst de rechtbank dit verzoek af.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het wel fijn zou zijn als de vader maximaal een dag van tevoren aan de moeder laat weten of hij op de woensdag al dan niet langskomt.
Tenslotte verzoekt de moeder om vast te leggen dat zij de komende omgang kan afzeggen als zij zulks niet na kan komen wegens werk, vakantie, ziekte of andere serieuze redenen mits zij zulks zo mogelijk een week van tevoren aan de vader laat weten. De rechtbank ziet geen reden het verzochte vast te leggen (en zal dat dus afwijzen), omdat de moeder heeft verklaard dat zij sowieso al haar eigen gang gaat. Partijen kunnen in voorkomend geval in overleg een ander moment kiezen om de gemiste omgang in te halen
Kinderalimentatie
De moeder verzoekt om vaststelling van een door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie van totaal € 221,- per maand. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de moeder een alimentatieberekening (productie 5), een ‘Verklaring geregistreerd inkomen 2023’ op naam van de moeder en een ‘Verklaring geregistreerd inkomen 2023’ op naam van de vader overgelegd.
In het verweerschrift stelt de vader zich op het standpunt dat het verzoek van de moeder onvoldoende is onderbouwd. De vader laat zelf na om inzage te geven in zijn inkomen.
Op de zitting heeft de moeder verklaard dat zij al jaren een bijstandsuitkering ontvangt en dat dat tot op heden het geval is. Die verklaring strookt echter niet met haar ‘Verklaring geregistreerd inkomen 2023’ waarop een jaarinkomen van slechts € 2.536,- staat vermeld, terwijl de bijstand voor een alleenstaande in 2025 € 1.345,45 (inclusief vakantiegeld) per maand bedraagt. In 2023 was dat € 1.216,62 (inclusief vakantiegeld) per maand.
Door de moeder is verder geen informatie verschaft.
In het licht van het bovenstaande beschikt de rechtbank over onvoldoende gegevens om de kinderalimentatie te kunnen berekenen.
Omdat de vader onderhoudsplichtig is voor de kinderen, zal de rechtbank – bij gebrek aan inkomensgegevens van zowel de moeder als van de vader – de minimale bijdrage van totaal
€ 50,- per maand vaststellen. Het verzoek van de moeder zal tot dit bedrag worden toegewezen en voor het meerdere worden afgewezen.
Omdat door de vader geen concreet verweer is gevoerd tegen de door de moeder verzochte ingangsdatum, zal de rechtbank de kinderalimentatie van € 50,- per maand vaststellen met ingang van 1 september 2024.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 19 mei 2022 – :
bepaalt dat de minderjarigen:
-[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2020 te [geboorteplaats] ,
-[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2021 te [geboorteplaats] ,
-[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2022 te [geboorteplaats] .
elke woensdag van 11.00 uur tot 18.00 uur bij de moeder thuis omgang hebben met de vader;
bepaalt dat de vader aan de moeder met ingang van 1 september 2024 een kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] van totaal € 50,- per maand zal betalen, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.