ECLI:NL:RBDHA:2025:17689
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt met neurocognitieve stoornissen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden, ten aanzien van een cliënt die lijdt aan uitgebreide neurocognitieve stoornissen bij dementie. Het verzoek tot machtiging werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft de voortzetting van het verblijf van de cliënt in een accommodatie. De cliënt, geboren in 1950, verblijft momenteel in een zorginstelling en heeft een geschiedenis van verzet tegen zijn verblijf, waarbij hij regelmatig op zoek gaat naar uitgangen en zelfs meerdere keren is weggelopen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 september 2025 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een basisarts en een zorgverlener. De advocaat van de cliënt heeft aangevoerd dat er onduidelijkheid bestaat over de noodzaak van de machtiging en heeft verzocht om afwijzing of aanhouding van het verzoek. De arts en zorgverlener hebben echter benadrukt dat de cliënt vanwege zijn aandoening en het bijbehorende gedrag een rechterlijke machtiging nodig heeft om ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening die leidt tot ernstig lichamelijk letsel, psychische schade en maatschappelijke teloorgang. Gezien de ernst van de situatie en het verzet van de cliënt tegen zijn verblijf, heeft de rechtbank besloten om de machtiging voor een kortere periode van zes maanden toe te wijzen, in plaats van de gevraagde twee jaar. De beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.