ECLI:NL:RBDHA:2025:17724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
NL25.36058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling op grond van de Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot onttrekkingsrisico en informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser, die stelt de Tsjadische nationaliteit te hebben, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 12 augustus 2025, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn waarnemer en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatieplicht niet is geschonden, omdat de eiser de benodigde informatie heeft ontvangen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder dat hij meewerkt aan zijn terugkeer en dat er geen onttrekkingsrisico meer bestaat, verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd is en dat er geen aanleiding is voor een lichter middel. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 augustus 2025, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36058

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.M.G. Crompvoets),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. R.W.L.M. Loonen, waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I. Mouhssen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Tsjadische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991.
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
3. De minister heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.
De beroepsgronden van eiser
4. Eiser voert aan dat de noodzaak voor zijn inbewaringstelling ontbreekt. Eiser werkt mee aan zijn terugkeer en er is geen aanwijzing dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De maatregel is gebaseerd op eerdere gedragingen. Volgens eiser heeft de minister ten onrechte tegengeworpen dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken en dat hij niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser werkt namelijk actief mee aan zijn terugkeer. Dat eiser geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, is een gevolg van het beëindigen van de opvang en is onvoldoende reden voor bewaring. Verder voert eiser aan dat de minister had moeten onderzoeken of met een lichter middel had kunnen worden volstaan omdat eiser meewerkt aan zijn terugkeer. Tot slot voert eiser aan dat de informatieplicht is geschonden en hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.
De informatieplicht
5. De rechtbank stelt vast dat in de maatregel van bewaring staat dat een afschrift van de maatregel en de informatiebrief aan eiser zijn uitgereikt. Daarnaast volgt uit het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling dat de informatiefolder aan eiser is overhandigd en dat de inhoud van de folder met tussenkomst van de tolk aan hem is uitgelegd. De informatiefolder (in de Franse taal) zit ook in het dossier. Dat een kopie van de folder later aan het dossier is toegevoegd, betekent niet dat deze ook toen pas aan eiser is overhandigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken dat de informatieplicht is geschonden en dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad.
De gronden van de maatregel van bewaring
6. Eiser heeft de feitelijke juistheid van de zware grond 3a, 3c en lichte grond 4a niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de gronden feitelijk juist zijn en samen met de toelichting daarbij de maatregel kunnen dragen. Uit deze gronden volgt het onttrekkingsrisico. Dat eiser zegt dat hij mee wil werken aan zijn vertrek, maakt dit niet anders. Eiser is eerder met onbekende bestemming vertrokken en heeft niet onderbouwd dat hij zich eerder heeft gemeld voor (vrijwillig) vertrek. De minister heeft zich ter zitting naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het feit dat er nu enig contact is tussen eiser en IOM niet betekent dat er geen onttrekkingsrisico meer bestaat.
Het lichter middel
7. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding voor het oordeel dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel. De minister heeft dat voldoende toegelicht. Voorop staat het risico op onttrekking aan het toezicht, zoals dat uit de gronden volgt. Dat eiser zegt dat hij wil meewerken aan zijn vertrek, maakt dit niet anders. Eiser heeft voldoende gelegenheid gehad om zelf naar Tsjaad te vertrekken, wat hij niet heeft gedaan. Hij is met onbekende bestemming vertrokken. De minister hoefde, ondanks eisers stelling dat hij nu wil terugkeren naar Tsjaad en hieraan wil meewerken, gelet op het onttrekkingsrisico dan ook niet te kiezen voor een lichter middel dan bewaring, zoals een meldplicht. De minister heeft verder eisers medische en psychische situatie betrokken. Verder heeft eiser geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de bewaring voor hem onredelijk bezwarend is en de rechtbank is die ook niet gebleken.
Ambtshalve toets en conclusie
8. De rechtbank overweegt tot slot dat ook de ambtshalve rechtmatigheidsbeoordeling van de maatregel niet tot de conclusie leidt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en bestaat er voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 15 augustus 2025.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.