ECLI:NL:RBDHA:2025:17763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
C/09/671600 / HA ZA 24-722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in schadestaatprocedure met betrekking tot woningwaarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een schadestaatprocedure. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de waarde van de woningen van eisers in conventie te onderzoeken. De procedure is gestart met een tussenvonnis van 16 april 2025, waarin de rechtbank voornemens was een taxateur te benoemen die bekend is met de lokale woningmarkt. Partijen hebben de gelegenheid gekregen om bezwaren tegen de voorgestelde taxateurs naar voren te brengen. Uiteindelijk is [naam 2] van [makelaarskantoor 2] benoemd als deskundige, nadat de eerste voorgestelde taxateur de opdracht niet kon aanvaarden. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd om de verkoopwaarde van de woningen op de datum van taxatie te schatten, rekening houdend met verschillende funderingsopties. De deskundige heeft een voorschot van € 3.388,00 begroot, dat door eisers in conventie moet worden betaald. De rechtbank heeft verder bepaald dat de deskundige binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport moet indienen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/671600 / HA ZA 24-722
Vonnis van 10 september 2025
in de zaak van

1.[partij A, sub 1] te [woonplaats] ,2. [partij A, sub 2] te [woonplaats] ,

eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat: mr. C.G. Huijsmans,
tegen

1.[partij B, sub 1] te [woonplaats] ,2. [partij B, sub 2] te [woonplaats] ,

gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat: mr. H.C. Uittenbogaart.
Partijen worden hierna [partij A, sub 1] , [partij A, sub 2] , [partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 april 2025 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
- het bericht van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] van 1 mei 2025;
- de akte van [partij B, sub 1] van 13 mei 2025;
- de akte van [partij B, sub 2] van 13 mei 2025;
- de akte van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] van 22 juli 2025;
- de akte van [partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] van 22 juli 2025.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.Overwegingen

2.1.
Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens was een taxateur te benoemen die bekend is met de plaatselijke woningmarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat in [plaats] vijf register-taxateurs zijn gevestigd en partijen in de gelegenheid gesteld om eventuele bezwaren tegen deze taxateurs naar voren te brengen. Ook heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens was de te benoemen taxateur de volgende vragen te stellen:
Wat is de verkoopwaarde van [adres 1] op 1 november 2025 ervan uitgaande dat deze woning op staal is gefundeerd?
Wat is de verkoopwaarde van [adres 1] op 1 november 2025 ervan uitgaande dat deze woning, net als [adres 2] , op palen zal zijn gefundeerd?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich ook uit te laten over deze vragen.
De deskundige
2.2.
Partijen hebben geen bezwaar gemaakt tegen de eerste taxateur uit het tussenvonnis, [naam 1] van [makelaarskantoor 1] . De rechtbank heeft hem benaderd, maar hij heeft laten weten de opdracht niet te kunnen aanvaarden.
2.3.
Partijen hebben evenmin bezwaar gemaakt tegen de derde taxateur uit het tussenvonnis, [naam 2] van [makelaarskantoor 2] Zij acht zich voldoende onpartijdig en is beschikbaar en bereid om het onderzoek te verrichten. Hoewel zij op korte termijn weinig tijd heeft voor het onderzoek, ziet de rechtbank daarin geen belemmering om haar als deskundige te benoemen. De rechtbank zal, rekening houdend met haar agenda, een ruime termijn stellen voor het onderzoek en haar als deskundige benoemen.
Vragen aan de deskundige
2.4.
[partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] hebben bezwaar gemaakt tegen vraag 1 uit het tussenvonnis. Volgens hen veronderstelt deze vraag dat de woning van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] op staal is gefundeerd, terwijl dit onzeker is. De woning stamt uit een periode waarin paalfunderingen gebruikelijk waren, aldus [partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] . Daarnaast gaan [partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] ervan uit dat ten gevolge van beschadiging of rot aan de palen bij de woning van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] verzakkingen zijn ontstaan.
2.5.
Zoals in het tussenvonnis (r.o. 4.16) is overwogen, ziet de rechtbank geen aanwijzingen dat de Stab ten onrechte ervan is uitgegaan dat [adres 1] is gefundeerd op staal. De niet-onderbouwde stelling dat paalfunderingen gebruikelijk waren ten tijde van de bouw van [adres 1] leidt niet tot een ander oordeel. Vraag 1 gaat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet uit van een onjuiste veronderstelling. Ook de stelling dat ten gevolge van beschadiging of rot aan de palen verzakkingen zijn ontstaan bij de woning van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] is niet onderbouwd. De rechtbank ziet daarin dan ook geen reden om vraag 1 niet te stellen aan de deskundige.
2.6.
[partij B, sub 1] en [partij B, sub 2] hebben eveneens bezwaar gemaakt tegen vraag 2 uit het tussenvonnis. Volgens hen is niet voldoende duidelijk wat bedoeld wordt met een fundering op palen. Dit bezwaar treft doel. De rechtbank zal vraag 2 verduidelijken.
2.7.
[partij B, sub 2] heeft verder naar voren gebracht dat de vragen uit het tussenvonnis geen rekening houden met hersteloptie 2 uit het rapport van de Stab: het scheiden van [adres 2] en [adres 1] van elkaar door het plaatsen van een nieuwe gedilateerde, woningscheidende bouwmuur. Volgens haar is een dergelijke optie vaak goedkoper dan het aanbrengen van een nieuwe fundering.
2.8.
In het vonnis van 15 mei 2024 in de zaak met nummer C/09/616443 / HA ZA 21-726, r.o. 2.33, is de rechtbank het advies van de Stab gevolgd dat onder de gegeven omstandigheden alleen hersteloptie 3 reëel is. De rechtbank ziet in de niet-onderbouwde stelling dat hersteloptie 2 vaak goedkoper is geen aanleiding om daar thans anders over te oordelen. De rechtbank zal bij de beslissing over de gevorderde schadevergoeding dan ook uitgaan van de herstelkosten en waardevermeerdering bij het uitvoeren van hersteloptie 3. Zij ziet daarom geen aanleiding om vragen te stellen over hersteloptie 2.
2.9.
Naar aanleiding van de vragen uit het tussenvonnis heeft [naam 1] laten weten dat hij op basis van de richtlijnen van de Nederlands Register Vastgoed Taxateurs niet de waarde van een woning in de toekomst mag inschatten. De rechtbank heeft partijen bij e-mail van 9 juli 2025 laten weten dat zij ervan uitging dat dit ook voor andere taxateurs geldt en dat zij voornemens was de vragen 1 en 2 uit het tussenvonnis aan te passen in die zin dat de waarde van [adres 1] wordt geschat op de datum van de taxatie. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren en hebben te kennen gegeven akkoord te gaan met dit voornemen van de rechtbank.
2.10.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de volgende vragen aan de deskundige:
Wat is de verkoopwaarde van [adres 1] op de datum van de taxatie ervan uitgaande dat deze woning op staal is gefundeerd?
Wat is de verkoopwaarde van [adres 1] op de datum van de taxatie ervan uitgaande dat deze woning, net als [adres 2] , op palen zal zijn gefundeerd? Ga daarbij uit van een nieuwe paalfundering, zowel voor de dragende buitengevels als voor de constructief dragende binnenwanden en de gemeenschappelijke bouwmuur.
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Voorschot
2.11.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 3.388,00 inclusief btw. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, maar zij hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. De rechtbank zal het voorschot vaststellen op een bedrag van € 3.388,00 inclusief btw. In het tussenvonnis is al aangekondigd en toegelicht dat [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] het voorschot op de kosten van de deskundige moeten betalen.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
benoemt tot deskundige:
[naam 2] van [makelaarskantoor 2],
adres: [adres 3] , [postcode] [plaats] ,
telefoon: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres]
3.2.
verzoekt de deskundige een onderzoek in te stellen en een schriftelijk en met redenen omkleed antwoord te geven op de vragen opgenomen onder 2.10 van dit vonnis;
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op € 3.388,00 inclusief btw;
3.4.
bepaalt dat [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] het voorschot moeten overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nog te ontvangen nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.5.
bepaalt dat de deskundige de rechtbank zal verzoeken om vaststelling van een nader voorschot indien en zodra haar in de loop van het onderzoek blijkt dat dit meer gaat kosten dan oorspronkelijk begroot;
3.6.
bepaalt dat indien het voorschot en in het voorkomend geval het nadere voorschot niet binnen twee weken na de datum van de nota wordt voldaan, de zaak wordt verwezen naar de rol voor conclusie wegens niet ontvangen deskundigenbericht;
3.7.
bepaalt dat de deskundige haar werkzaamheden pas hoeft aan te vangen nadat de griffier haar in kennis heeft gesteld van de betaling van het voorschot;
het onderzoek
3.8.
bepaalt dat de advocaat van [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] binnen twee weken na de datum van dit vonnis een afschrift van het procesdossier aan de deskundige zal toesturen;
3.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
3.10.
wijst de deskundige erop dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl);
  • de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk rapport vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken;
3.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moet verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten;
het schriftelijk rapport
3.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie;
3.13.
wijst de deskundige erop dat:
  • uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve aan de griffie van de rechtbank te zenden rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
3.14.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren;
overige bepalingen
3.15.
bepaalt dat vier weken nadat het schriftelijk rapport bij de griffie van deze rechtbank is ingeleverd en nadat de griffier exemplaren daarvan heeft toegezonden aan partijen, de zaak op de rol wordt gebracht voor uitlaten partijen over conclusie na deskundigenbericht, waarbij [partij A, sub 1] en [partij A, sub 2] tevens in de gelegenheid worden gesteld om te onderbouwen van welke herstelkosten moet worden uitgegaan per de datum van de taxatie (zie r.o. 4.34 van het tussenvonnis, aangepast van 1 november 2025 naar de datum van de taxatie, zie 2.9 van dit vonnis);
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.
type: 3053